De oester is een tweekleppig weekdier.
Kenmerken
Oesters hebben een zeer stevige schelp, de vorm van de schelp verschil sterk van oester tot oester. De bovenste schelp is boller dan de onderste schelp. Beide zijn erg schilferig van structuur. De buitenkant is geelwit, grijs of bruin/paars. De binnekant is glanzend wit.
In de binnenkant van de schelp vind je een kommavorming spierindruksel.
De oesters leven vastgegroeid op de harde ondergrond, enkele zestig meters diep in de zee.
Voeding
Oesters voeden zich vooral met plankton.
Voortplanting
In de maanden juli en augustus zijn oesters aan het voortplanten. Dit wordt melken genoemd. De mannelijke oesters laten hun spermacellen los, die door de vrouwelijke oester via het water in de kieuwholte worden opgenomen. Daar worden de eitjes bevrucht. Na 1 à 2 weken worden de larven uigeblazen en zwemmen ze rond. Maar 5% overleeft en zakt naar de bodem om zich vast te zetten op een harde ondergrond.
Weetjes
1 op de 15000 wilde oesters bezitten een parel.