Een kwal is een weekdier, het dier heeft geen mond en ogen. Het is een ongewerveld dier, dus als het niet in het water is, zakt het als een drilpudding in elkaar. Sommige soorten kunnen steken.
Zodra je wordt gebeten door een kwal, is die plek eerst rood en zwelt langzaam op. Dat gebeurt in een halve seconde.
Kenmerken
Er bestaan heel veel soorten kwallen. Elke kwal ziet er anders uit maar ze hebben een aantal dingen gemeen. De kwal heeft een soort van hoedje. Onderaan zit de mond. Met hun lange tentakels kunnen ze hun prooien verdoven en vangen.
Voeding
Natuurlijk moeten kwallen ook eten om te kunnen overleven. Daarvoor eet een kwal graag wat plankton. Ander voedsel van kwallen zijn kleine visjes waaronder sardientjes. Het kan ook voorkomen dat kwallen elkaar eten, dat gebeurt meestal op het moment dat er weinig voedsel te vinden is.
Op de bodem van een zee of oceaan eet een kwal ook graag kreeftachtige (zooplankton) beestjes. Maar ook visseneitjes.
Kwallen worden dus ook door andere kwallen gegeten maar vormen in grote lijnen het voedsel van grotere vissen en zeeschildpadden.
Voortplanting
De voortplanting van een kwal is vergelijkbaar met die van vissen. Wanneer er een bevrucht eitje is, hecht het eitje zich aan rots of op de bodem. Daar groeit een poliep uit, een soort plantje. Na een poosje zal het poliep uitgroeien tot een soort ‘boompje’ met verschillende ‘sliertjes’. Wanneer zo’n poliep rijp is, zullen de meerdere kwallen ontstaan uit de slierten.
Weetjes