Scheikunde


Wie kan zonder verstand van scheikundige reacties suiker, zout, drop, chocola, rubber, plastic, glas, benzine, make-up, deo, verf, graffiti, cd's, glas, nikes, gel of haarlak maken?

Een wereld zonder scheikunde? Dat is onmogelijk.

Verplicht of keuzevak:

Het vak scheikunde zit in het verplichte profieldeel van het profiel N&T en N&G.

Scheikunde is verplicht als je biologie wilt kiezen.

Cijfers en afsluiting:

Het SE-cijfer wordt samengesteld uit de resultaten van proefwerken en meerdere praktische opdrachten. Niet alle stof die wordt behandeld behoort tot het CE-examen.

Onderwerpen

Het scheikunde onderwijs is context gericht. Dit wil zeggen dat de behandelde leerstof een duidelijk verband heeft met onderwerpen uit het dagelijks leven.

In de 4e klas komen de volgende onderwerpen aan de orde: periodiek systeem, zouten en reacties met zouten, brandstoffen en koolstofverbindingen, scheikundige berekeningen, water, hydrofiel/hydrofoob, reactiesnelheid, evenwichten. Deze onderwerpen worden behandeld aan de hand van “de aarde”, “de atmosfeer”, “zouten in de bodem” en “schoonmaken”.

Onderwerpen die in de 5e en 6e klas aan de orde komen, zijn: evenwichtsreacties, zuur-base-reacties, pH-berekeningen, titraties, organische scheikunde, redoxreacties, natuurlijke en synthetische polymeren, chemische industrie en instrumentele analyse technieken.

Ook in de 5de en 6de klas wordt deze leerstof op de wijze zoals in de 4de klas behandeld. Je vindt het terug in “brandend maagzuur”, “geur en smaakstoffen”, “medicijnen”, “metalen in actie”, “groene chemie”, “kunststoffen”, “duurzame energie” en “ voeding en gezondheid”.

Zoals je in de derde klas hebt gemerkt is scheikunde een vak waarbij theorie en praktijk bij elkaar horen. We proberen de dingen die je om je heen ziet (de macrowereld) te verklaren met theoretische modellen van deeltjes op moleculair of atomair niveau (de microwereld).

Je kunt de theorie pas goed begrijpen als je ook proeven doet. Toch ligt in de bovenbouw het accent meer op de theorie, daardoor is de stof theoretischer en abstracter dan in de derde; er wordt namelijk veel met structuur- en molecuulformules en reactievergelijkingen gewerkt, waarbij je erg nauwkeurig moet zijn. In de bovenbouw neemt ook rekenwerk een belangrijke plaats in de scheikunde in.

In de vijfde en zesde klas komt dit nog meer tot uiting: aan de hand van de aangeleerde kennis moet een leerling in staat zijn een chemisch probleem, dat hij nog niet eerder heeft gezien, naar eigen inzicht op te lossen. Je moet daarbij verbanden kunnen leggen tussen de verschillende gebieden binnen de scheikunde. Om al die kennisgebieden te kunnen integreren en combineren is een goede kennisbasis en inzicht vereist. Er wordt van je verwacht dat je logisch kunt redeneren en nauwkeurig kunt formuleren met behulp van scheikundige termen.

Het accent ligt dus meer op inzicht en minder op uit-het-hoofd-leren, alhoewel je ook over parate kennis moet beschikken. Scheikunde is een zogenaamd “stapelvak”, waarbij elk nieuw onderwerp direct gekoppeld is aan een eerder behandeld onderwerp (voorkennis) en later bij een ander onderwerp weer nodig zal zijn.

De practicumopdrachten worden omvangrijker en van de leerling wordt daarbij steeds meer initiatief verwacht.