Natuurkunde


Het vak natuurkunde richt zich in de bovenbouw op de voorbereiding van beroepsstudies in de medische en de technische richting. Het vak richt zich daarnaast echter ook sterk op een algemene vorming in het natuurwetenschappelijk denken en is dus ook gericht op een training van het logisch denken en wetenschappelijk verantwoord redeneren. Het is er daarbij op gericht strategieën aan te leren voor de oplossing van logische en technische problemen. Het vak is vereist voor de toelating tot alle medische en technische studies op het wetenschappelijk onderwijs.

Verplicht of keuzevak:

Het vak natuurkunde zit in het verplichte profieldeel van het profiel N&T en is (profiel)keuzevak in N&G.

Cijfers en afsluiting:

Het SE-cijfer wordt samengesteld uit de resultaten van proefwerken en meerdere praktische opdrachten. Niet alle stof die wordt behandeld behoort tot het CE-examen.

Onderwerpen, werkstukken en handelingsdelen:

Natuurkunde kent een handelingsdeel; een toets over basisvaardigheden zoals formules omschrijven en omrekenen van eenheden.

Een onderdeel van het vak natuurkunde is het leren experimenteren. In de loop van de jaren doe je een flink aantal proeven. Hiervan moet je in een aantal gevallen een verslag maken. De praktische opdrachten bepalen voor 20% het uiteindelijke SE-cijfer.

De volgende onderwerpen komen onder andere aan de orde:

· leer van kracht en beweging

· elektriciteit

· trillingen en golven

· kernfysica

· atoomfysica

· warmteleer

· astrofysica

· kwantumfysica

Veel natuurkundeformules en natuurkundige principes die in de vierde en vijfde klas worden behandeld zijn in de onderbouw ook reeds aan bod gekomen. Het grote verschil tussen de onder- en bovenbouw is echter dat de opgaven in de bovenbouw veel moeilijker zijn. Je zou kunnen zeggen dat de opgaven in de onderbouw op de ‘automatische piloot’ gemaakt kunnen worden en in de bovenbouw elke opgave een nieuwe puzzel is.