Gedurende deze periode leer je wat databases zijn en hoe je de informatie kunt benaderen middels SQL.
Je leest de pagina met de uitleg over databases door en maakt een start met je reflectieverslag waarin je alvast een pagina maakt waarin je in je eigen woorden de onderstaande begrippen uitlegt (inclusief voorbeelden):
Relationele database
Records
Velden
Relaties
Queries
Je doorloopt de online cursus op W3 schools via deze link. (= ongeveer 2 weken doorlooptijd)
Hierna maak je de opdracht over het maken van een database in Airtable. Deze opdracht staat hier.
Je maakt de eindopdracht. Dat is het maken van een database voor een online winkel.
Je maakt een reflectieverslag zoals ook staat beschreven in de eindopdracht.
Het cijfer wordt bepaald door het eindproduct (zie eindopdracht) én jouw leerproces (motivatie, hulpvaardigheid, 'gretigheid', zelfstandigheid, doorzettingsvermogen, etc.)
Database: Een georganiseerde verzameling van gestructureerde gegevens die op een efficiënte manier kunnen worden opgehaald, beheerd en bijgewerkt.
DBMS (Database Management System): Software die het beheer en de interactie met een database mogelijk maakt.
RDBMS (Relationeel Database Management System): Een type DBMS dat relationele databases ondersteunt en gebruikmaakt van tabellen met gerelateerde gegevens.
SQL (Structured Query Language): Een programmeertaal voor het beheren en manipuleren van relationele databases.
Tabel: Een verzameling van gerelateerde gegevens in een relationele database, bestaande uit rijen en kolommen.
Rij: Een enkele record of rij van gegevens in een tabel met specifieke velden.
Kolom: Een enkel veld of attribuut in een tabel dat een specifiek type gegevens bevat.
Primary Key: Een uniek identificerende kolom in een tabel die wordt gebruikt om rijen te identificeren en onderscheiden.
Index: Een datastructuur die snelle zoekopdrachten en efficiënte gegevensophaaloperaties mogelijk maakt.
Query: Een instructie geschreven in SQL om gegevens uit een database op te halen, bij te werken of te verwijderen.
Normalisatie: Het proces van het ontwerpen van een database om redundantie en anomalieën in gegevens te verminderen.
Back-up: Een kopie van een database die wordt gemaakt om gegevensverlies te voorkomen in geval van een storing.
Data-integriteit: De nauwkeurigheid, consistentie en betrouwbaarheid van gegevens in een database.
Dataredundantie: Het verschijnsel waarbij dezelfde gegevens meerdere keren worden opgeslagen in een database.
ACID (Atomicity, Consistency, Isolation, Durability): Eigenschappen van transacties in een database die de betrouwbaarheid van gegevens waarborgen.
Domein C: Informatie
C1: Doelstellingen
De kandidaat kan doelstellingen voor informatie- en gegevensverwerking onderscheiden, waaronder zoeken en bewerken.
C3: Representeren
De leerling kan in een context mogelijkheden zien voor het inzetten van digitale artefacten, deze mogelijkheden vertalen tot een doelstelling voor ontwerp en ontwikkeling, daarbij technische factoren, omgevingsfactoren en menselijke factoren betrekken, wensen en eisen specificeren en deze op haalbaarheid toetsen, een digitaal artefact ontwerpen, bij het ontwerp van een digitaal artefact keuzes afwegen via onderzoeken en experimenteren, een digitaal artefact implementeren, en de kwaliteit van digitale artefacten evalueren, en deze vaardigheden in samenhang inzetten voor het ontwikkelen van digitale artefacten.