Intredelied: ZJ 527 Bekleedt u met de nieuwe mens ZJ 534 Wie naar het altaar gaat Antwoordpsalm: ZJ 320 Erbarm U, God Alleluia-vers: ZJ 4e Ik ben de goede Herder Bij de bereiding van de gaven: ZJ 420 Aan wat op aarde leeft Communiezang: ZJ 590 De eersten zijn de laatsten ZJ 531 God die ons heeft voorzien Gregoriaans: Graduale Romanum pg. 342-346 TOELICHTING Inhoudelijk aansluitend bij de tweede lezing: ZJ 364 Jezus Christus is het beeld van God De mens wordt heen en weer geslingerd tussen ‘ja’ en ‘neen’, tussen trouw en ontrouw, tussen rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid. Onze trouw aan de Heer is broos en kwetsbaar en andersom is er voor de zondaar altijd kans tot inkeer. Het intredelied kan vandaag heel treffend een oproep tot bekering laten klinken: ofwel met Bekleedt u met de nieuwe mens (527) ofwel met lied 534 Wie naar het altaar gaat. Na de oproep van de profeet om rechte wegen te gaan en zich af te keren van zijn slechte daden, doen we met antwoordpsalm 25 een beroep op Gods ontferming: Gedenk uw barmhartigheid, Heer (P 38). Dezelfde vraag wordt verwoord in het lied Erbarm U, God, en delg genadig het kwaad (320). Het evangelie geeft méér kans aan tollenaars en ontuchtige vrouwen die geloof schenken aan Gods woord dan aan zogenaamde gelovigen bij wie de levenshouding niet in éénklank is met hun woorden. Eens te meer is het waar dat de laatsten de eersten zijn. Als echo op het evangelie is het dan ook gepast de communiezang te zingen: De eersten zijn de laatsten, wie nakomt, gaat voorop (590). |
Liedsuggesties >