Academiae Rheno-Traiectinae

In 1634 ontstond in Utrecht de illustere school. Hier volgde men, indien gewenst, en tegen betaling, na het doorlopen van de Latijnse school, lessen bij een lector. De locatie varieerde en na afronding verkreeg men geen diploma. De illustere school werd vervolgens een samenwerking met de Hiëronymusschool. Zij verkregen twee jaar later de graad van academie. De Universiteit Utrecht werd zodoende opgericht op 26 maart 1636. In de atlas van Blaeu is dit als volgt gememoreerd: In 't jaer 1636 hebben de Staten van Utrecht hier een Academie, versien met Professoren van alderley faculteyten, opgerecht. Hiermee was het de vierde universiteit van ons land. De inaugurale rede werd gehouden door Gijsbertus Voetius. Een Nederlands theoloog, hoogleraar, wetenschapper in Semitische talen en predikant van gereformeerden huize. Anna Maria van Schurman volgde zijn colleges en correspondeerde met hem. René Descartes, aanhanger van de nieuwe filosofie, woonde een tijdlang in Utrecht en leverde strijd met de aanhangers van de orthodoxe theoloog Voetius. De eerste rector magnificus Bernardus Schotanus was hoogleraar Recht, en verzorgde ook enkele keren het onderwijs in de wiskunde. De universiteit telde bij opening enkele tientallen studenten. Er werkten zeven hoogleraren aan vier faculteiten: de filosofische, waar men vooral theoretiseerde, en drie hogere faculteiten; de theologische, de juridische en de medische.

Interieur van het chemisch laboratorium in het voormalige bastion Zonnenburg

Voormalig voorpoortaal der Utrechtsche Hoogeschool

De academie in Utrecht kende in de zeventiende eeuw geen goede start, de concurrentie van de oudere universiteiten van Leiden (1575), Franeker (1585) en Groningen (1614) en de illustere scholen van Harderwijk (1599) en Amsterdam (1632), was enorm. Vooral Leiden, formeel nog opgericht door Filips II, was een geduchte concurrent van Utrecht. Veel studenten trokken liever naar Leiden dat hierdoor een goede naam verkreeg. De stadsbibliotheek in de Janskerk kreeg de functie van universiteitsbibliotheek en het Catharijnegasthuis werd een academisch ziekenhuis voor de medische faculteit. Verder slaagde men in de aanleg van een medische kruidentuin bij Sonnenborgh, zie ook de illustratie. Drie jaar daarna richtte men op de Smeetoren zelfs een volledige sterrenwacht in. Ook werden hier de eerste weerkundige waarnemingen verricht, waarmee het KNMI in feite ontstond. In deze beginjaren werd ook de Maliebaan geopend waar het maliespel gespeeld kon worden. Hierbij slaat men een bal met zo weinig mogelijk slagen, op een lange baan met hindernissen, naar het einde toe. Op andere universiteiten kwamen sportscholen. De universiteit trok vele studenten uit het buitenland, vooral de Duitsers, maar ook de Engelsen en Schotten toonden interesse voor de stad Utrecht en de aantrekkelijke collegegelden voor buitenlandse studenten.

De Franse bezetter degradeerde de Utrechtse universiteit in 1810 tot 'école secondaire' een middelbare school, maar na de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden in 1813, verkreeg de universiteit haar oude rechten weer. In 1817 werden Leiden, Groningen en Utrecht de drie Rijksuniversiteiten, zogenaamde hogescholen, in het Noordelijke deel van het Koninkrijk. De universiteit van Leiden verkreeg zelfs de titel van 'eerste' hoge school. De universiteit van Utrecht speelde een prominente rol in de opbloei van de Nederlandse natuurwetenschap. Rond 1850 vormde zich in Utrecht de zogenaamde ‘Utrechtse school' in de natuurwetenschappen, met kopstukken als de hoogleraren Pieter Harting, Gerardus Mulder, Christophorus Buys Ballot en Franciscus Donders. Zij introduceerden het onderwijslaboratorium als oefenplaats voor hun studenten. Verder werd de Rijks Veeartsenijschool in 1918 bevorderd tot een hogeschool en maakte vanaf 1925 ook de faculteit Diergeneeskunde deel uit van de Rijksuniversiteit Utrecht.

Het physiologisch laboratorium in 1897

De Academie op het Domplein bij het standbeeld

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog bleef de universiteit geopend. De hoogleraren van Joodse afkomst werden echter in het eerste oorlogsjaar geschorst. Ook de Joodse studenten werden direct de universiteit uitgezet. Eind 1942 eiste de Duitse bezetter van de universiteit alle persoonsgegevens in verband met tewerkstelling in het buitenland. De universiteit weigerde deze te overhandigen. Een aantal studenten ging er vervolgens toe over om de studentenadministratie in brand te steken. Sommige studenten verzorgden onderdak voor kinderen uit joodse families via Kindercomité en Kindjeshaven. Truus van Lier, een zus van Trui van Lier, studente in de rechten, bewapende zich en bracht in 1943 de Utrechtse NSB-hoofdcommissaris van politie G.J. Kerlen om het leven.

In 1992 veranderde de Rijksuniversiteit te Utrecht (RUU) haar naam in Universiteit Utrecht (UU) om aan te geven dat zij geen intellectuele banden heeft met het rijk. Voor financiële middelen is zij echter nog altijd voor het overgrote deel aangewezen op het rijk. De Rijksuniversiteit te Leiden (RUL) volgde deze naamswijziging van Utrecht en noemt zich sinds 1998 Universiteit Leiden (UL). Met meer dan 30.000 studenten en een jaarlijkse instroom van ongeveer 6.500 nieuwe studenten is de Universiteit van Utrecht een van de grootste universiteiten van Nederland. Aan de universiteit zijn voor alle werkzaamheden samen ongeveer 6.000 medewerkers verbonden, waarvan 640 hoogleraren. De universiteit biedt bacheloropleidingen, minors en masteropleidingen aan, alsmede promotietrajecten. De universiteit van Utrecht heeft nu zeven faculteiten en een totaal jaarbudget van bijna 800 miljoen euro.


Zie ook: Album Studiosorum en Album Promotorum

Eeuwfeest 1913

© 2016 F.N.Heinsius. All rights reserved.