Het project 'Ondiepe zones Ketelmeer en Zwarte Meer' heeft als doelstelling het verbeteren van de ecologische kwaliteit van de KRW-waterlichamen Ketelmeer/Vossemeer en Zwarte Meer, en tevens de versterking van de Natura 2000 waarden in deze gebieden. Hiertoe zijn in 2015 op verschillende locaties verondiepingen gerealiseerd door het aanbrengen van zandlichamen met rietzones rond de waterlijn. In het Ketelmeer liggen de aangelegde ondiepe zones aan de westzijde van IJsseloog en van de eilanden N1 (Schokkerplaat) en M1 (Kattenplaat) in de IJsselmonding. Op deze locaties worden de verondiepingen tegen golfdynamiek beschermd door een stortstenen dam (IJsseloog), respectievelijk tijdelijke stalen damwanden (IJsselmonding). In het oostelijke deel van het Zwarte Meer zijn ondieptes aangebracht als twee langwerpige eilanden, Kraggenoog en De Snörre, zonder golfbeschermende constructies; erosiebeperkende maatregelen bestaan hier uit stortstenen stroken omgeven door een kokosrolconstructie op de kruin, en een grindbestorting op de westelijke koppen van de eilanden.
Een essentieel onderdeel van het ontwerp van de ondiepe zones was de aanleg van ondiepe en plas-draszones bestaande uit een mozaiek van rietmoeras en open water. De hoogteprofielen van ondiepe zones waren daarom ontworpen op de maximale ontwikkeling hiervan, en voor de snelle ontwikkeling van robuuste rietkragen zijn rietplaggen aangebracht. De rietzones zijn in het voorjaar van 2016 gerealiseerd met in de nabijheid (Schokkerplaat (N1)) gewonnen rietplaggen. Deze rietplaggen (2 x 1 x 0,5 m) zijn aangebracht in maart-april 2016. Om vraat aan het zich ontwikkelende riet uit te sluiten zijn de rietzones omgeven door gaas en voorzien van overspanningslinten.
De monitoring van de ondiepe zones in 2016 en 2017 is uitgevoerd door Scirpus Ecologisch Advies, in samenwerking met bureau Geomaat (bodemhoogtemetingen).
Na de aanleg van de ondiepe zones in 2016 is de rietontwikkeling vanuit de aangebrachte plaggen op de Ketelmeer-locaties (N1, M1 en IJsseloog) zeer succesvol verlopen: eind 2017 was alle ruimte binnen de aangebrachte rasters geheel dichtgegroeid met riet. Aan de binnenzijde breidt riet zich ook buiten de rasters al meters ver uit. Ook aan de kade-zijde van N1 en M1 verloopt de ontwik-keling van Riet en lisdodden zeer snel, al treedt hier sterke concurrentie op met de gekiemde wilgen.
Vooral op de Ketelmeer-locaties heeft het (water-)riet zich zeer goed ontwikkeld. De aanwezigheid van diverse zingende Grote karekieten op M1 in mei 2017 geeft hier ook blijk van.
In de Ketelmeer-locaties wordt de ruimte tussen de rietzones en de voormalige oevers gekolo-niseeerd door helofyten zoals Riet, Grote lisdodde en Grote waterweegbree waardoor een open moeraszone is ontstaan. De ruimte tussen de vroegere kades en de rietzones lijkt niet erg aan-trekkelijk te zijn voor grazende ganzen, mogelijk door de aanwezigheid van vossen. Aan de buiten-zijde van de rietzone is echter wel veel vraat door ganzen en zwanen, en er verblijven hier in het najaar en de winter geregeld groepen Grauwe ganzen. Het raster aan de binnenzijde van de rietzone lijkt niet langer noodzakelijk te zijn en kan verwijderd worden; aan de buitenzijde kan verwijderen van het raster echter wel tot aantasting van het riet leiden.
Op de Ketelmeer-locaties lijkt de restzetting van de bodem geringer dan de prognose. Op IJsseloog is daardoor een zone in het zuidelijk deel eigenlijk iets te hoog gelegen, waardoor massale kieming van wilgen optreedt; ook heeft zich hier de invasieve exoot Watercrassula gevestigd. Voor dit gedeelte van IJsseloog kunnen 3 scenario's worden overwogen: verlaging tot onder zomerpeil; wilgen blijven bestrijden tot er een gesloten riet-ruigtebegroeiing is ontstaan (naar verwachting binnen 1-2 jaar); of aanvaarden dat er bos ontwikkelt. Op N1 en M1 is de hoogteligging grotendeels zodanig dat (vrijwel) geen ontwikkeling van houtige gewassen mogelijk is, met uitzondering van de kadetaluds aan de eilandzijde.
Op de aangelegde eilanden in het Zwarte Meer heeft het riet uit de plaggen zich veel minder sterk ontwikkeld dan die in het Ketelmeer. Dit lijkt vooral een gevolg van het grove (voedselarme) zand-substraat, de hoogteligging en erosie. Er is een grote variatie aan hoogteliggingen, waarbij in de eilandkernen binnen de rietzones zowel diverse ondiepe poelen zijn ontstaan, als dichte moeras-ruigte en sterk uitdrogend, spaarzaam begroeid zand. Mede hierdoor is de flora van Kraggenoog en De Snörre duidelijk soortenrijker dan de Ketelmeer-locaties. Op de binnenruimtes van de eilanden hebben in 2016 veel kokmeeuwen en visdiefjes genesteld. Omdat de begroeiing sterk toeneemt is de verwachting dat deze kale-grondbroeders niet lang zullen standhouden. In 2017 is er daarnaast een aantal succesvolle broedsels van Grauwe ganzen geweest. In de middenzone zijn in 2016 ook zeer veel wilgen, populieren en zwarte elzen gekiemd.
Omdat alleen de westkoppen met een grindlaag verdedigd worden, wordt langs de zuidelijke riet-kraag van beide eilanden veel zand naar het oosten getransporteerd waar het achter de oostpunt in een soort strandhaak wordt gedeponeerd. Op den duur kan dit de zuidelijke rietkraag van de eilan-den sterk doen afkalven. Mogelijke maatregelen op termijn zouden kunnen zijn: 1) aanbrengen van korte dwarsdammen of palenrijen; 2) zandsuppletie ten zuidwesten van de eilanden ('mini-zand-motor'); 3) aanbrengen van een grindbescherming langs de gehele zuidkant.