Bonifatius laatste reis

Hoe het Friese Dokkum het Latijnse Doctum verwarde 

Eén collega, bij de naam van Jarig, verzekerde mij eens dat het in Friesland echt wel uitmaakt of iemand wel of niet, uit Dokkum, komt. Nu ken ik deze uiterst noordelijke Friese stad slechts van de opgejaagde door-reis bij de Elfstedentocht, maar Bonifatius vermoord door de Friezen bij Dokkum in 754, leerden wij vroeger al op school. Dat leverde in de klas al de nodige herrieschoppers op. Onze taal heeft wel degelijk iets dat aan Bonifatius herinnert, het 'Bonje' hebben, van ruzie maken. Maar ook zijn helper, zekere Lullo, is ons overvloedig en dagelijks in onze taal bijgebleven. Dat noemt men Taalgeschiedenis. Naast Ubbo Emmius, haalt ook Dokkum het boek keer op keer van de plank. Hoe zat het nou eigenlijk met die Friese roofoverval?  Lullo was de headbiskop van Mainz (755-786) die het stoffelijk overschot van Bonifatius in Friesland ophaalde en naar Utrecht vaarde. De taalgeschiedenis die erbij hoort is excessief. Hij was, excussez moi, "de 'oet-lul' welke 'diende te lullen' als een brugman om met dat 'oreren' het vermiste modderfiguur van Bonifatius inhalig binnen te halen als een oele-klapper die bot ving op de graat, maar zijn vette vis, kwijt was." Dat missie-corpus of 'hij lult maar wat' alsof het 'de grote onzin is, wat ie kletst' moest hem van het moeras aftrekken. Ook dat 'lulletje rozewater' zetten we er welluidend graag nog bij. Goed, laten wij daarom eens op zoek gaan naar juist die Lullo, de Roomse Paap of Pope, beter nog die 'Paulus de Moeraskabouter', die in Friesland niets dan bot ving.

Op een dag gaat Bonifatius, komende uit de Oriënt, werken bij de Friezen en hen kerstenen en 'bekeren'. Willi-Bordne was hem reeds voorgegaan. Dit 'kinderlijk naïeve volk' moet onderwezen worden. In Willibalds biografie Vita Bonifatii lezen wij waarom: De Friezen zijn verdomde dieven!!!  Het begon allemaal op een goed gekozen plek bij een klein riviertje geheten Boorne. Het riviertje vormt de zuidgrens van Oostergo en de Friezen wonen er in hun grote Burdo-rijen. Het riviertje ontspringt achter Bakkeveen bij Allardsoog (de transitiebron) en stroomt naar Irnsum. Daar mondt het uit in de Oude Middelzee (ingepolderd) tussen Westergo en Oostergo bij Oude Schouw. Onderweg kent men de plaatsen: Bakkeveen, Oldeboorn, Akkrum en Irnsum. Dat oude riviertje kent vele aanwijzende namen zoals: Alddjip, Bardo, Boerdiep, Boni (-fatius, -vaart), Boorne, Bordine, (Willi-) Bordne, Borne, Burdo, Koningsdiep, Moerdiep, etc. Het riviertje stroomde destijds in de Middelzee, zo om en nabij Aldeboarn. Bij dat riviertje treft men de oude namen Biskopsreed en De Biskop aan. Vrijwel nergens is men derhalve dichter bij de missionaris Bonifatius. Een ‘raid’ of overval laat zich direct begrijpen. Ook de volgende naam in die omgeving Bisschopsrug, gelegen bij de Hondsrug, wijst hem nog beslist aan. 

Daar werd er eens een Engelse muntschat gevonden. Journalist Kerst Huisman van de Leeuwarder Courant sprak met Markus van den Berg uit de plaats Tijnje. De vindplaats van de muntschat is Terwispel en zijn familie heeft de vondst mondeling overgeleverd. Oók dat noemt men taalgeschiedenis. In 1863 trof men bij het graven aan zo'n 161 sceatta’s die men “It Ingelske Jild noemt. Van den Berg wijst op het gebied ten noordwesten van Terwispel. Nog preciezer, het veen tussen het Moerdiep (Fr. Mûdjip) en de veenweg Riperwâlden. Dit moerdiep stroomt in de Boorne (Fr: Alddjip) en suggereert een veenmoeras. Het Mud is echter een zeer diepe sloot. Het Moerdiep en Boerdiep liggen uiteraard in elkaars verlengde. Wie daar opgejaagd inrent, is voor altijd verloren. De muntschat is aan het Fries Museum geschonken. Alle munten dateren uit enkel het jaar 754. Dit blijkt uit een uitermate exacte datering (R.O.B., Prof. dr. W.A. van Es e.a.). De geldschat vormt het unieke bewijs dat de Friezen de patriarch beroofd hebben en zijn geld al die tijd geniepig achterhielden.

Wat zijn de andere feiten? Willibald meldt ons het volgende. Zo, kwam het dat Bonifatius bij Friesland zijn kamp opsloeg. De prediker beperkte zich tot die jongeren die het Oosters spreken. Met hen gaat hij, op de oevers van de rivier die Bordne genoemd wordt, in discussie. Hij leert hen de drie belangrijkste geloofsprincipes: 1. Onderwezen met de heilige schrift is pas echt geleerd; 2. geen kwaad Vergelden met kwaad; 3. het is mogelijk om een Aflaat te kopen, een ‘goede voor een slechte’ te betalen. Aangezien Bonifatius aan de jongeren sowieso een bedrag uitkeert, verkrijgen zij die beloning, na het aanhoren van zijn preken. De jongeren zijn geen leerlingen, maar duurbetaalde arbeidskrachten. Zij verstrekken de lokale informatie, aan de zorgvuldig afluisterende missionaris. Op een dag ontstaat zo een conflict. Na meerdere kascontroles, ontbreekt er een groot bedrag. De jongeren worden beschuldigd van diefstal: één van hen zou dit gedaan hebben. Die krijgt meerdere stok slagen. Niet lang daarna verschijnen enige volwassenen bij Bonifatius, die de belangrijke zaken, komen bespreken. Na een wachttijd van 3 dagen, om het geld terug te geven, is het Bonje. Gewoonlijk kalmeert men wel, maar hier is telkens sprake van hernieuwde razernij en oplaaiende woede bij alle betrokkenen. De Friezen weigeren te leven met de sancties en accepteren zelfs elke goddelijke berisping. Uit-einde-lijk heeft men Bonifatius vermoedelijk dan weggejaagd. 

Zo raakte Lullo hier in verzeild.  Verbijsterd is de uitverkoren bisschop Lullo dat hij het stoffelijk overschot van Bonifatius dient te bemachtigen. Zijn zeereis verloopt uitermate genadig, met hele krachtige winden over het meer, door een gevaarlijke zeestraat genaamd Aldmere (het oude Flevomeer), en met veel bekwaamheid en leiderschap, (doctum; niet te verwarren met dokkum !!), slaagt hij er in, om na vele dagen rondvaren, met het stoffelijk overschot, veilig huiswaarts te keren. In de Domstad Vetera Traiectum hoort men het hele relaas ongelovig aan. Daar wordt het lijk in het mortuarium te rusten gelegd. Pas wanneer de aartsbisschop uit Mainz, is ontvangen, wordt hij met de gepaste eer begraven. Het maakt in Friesland dus inderdaad verschil wanneer men van Dokkum komt, en of men nog niet Jarig is. We hebben dus Bonje, maar wie zal nu écht die Lullo zijn: Bonifatius, het Friese volk of de stad Dokkum?  De toekomst zal het uitwijzen.

Traditionele Bonifatius afbeelding

© 2017 F.N. Heinsius