Post date: Nov 27, 2012 10:37:30 AM
(Verschenen op 10-12-2012 in het NRC)
Het topsectorenbeleid van de overheid, waar wetenschappers moeten samenwerken met het bedrijfsleven, heeft als reëel risico dat universiteiten straks van belastinggeld onderzoek doen voor de marketing afdeling van multinationals.
Ik was twee weken geleden bij een matchmaking bijeenkomst van Food, Cognition, and Behavior. Binnen het topsectorenbeleid dat de Nederlandse overheid voert is er 110 miljoen euro beschikbaar voor samenwerking tussen wetenschappers en bedrijven. Dat is een nobel streven, omdat in een ideale situatie de wetenschap zo meer nut kan hebben voor het dagelijks leven van Nederlanders, van wiens belastinggeld wetenschappers betaald worden.
De praktijk is helaas niet in het voordeel van de Nederlandse belastingbetaler. Wetenschappers kunnen geld aanvragen voor beurzen die binnen een topsector vallen, zoals bijvoorbeeld de aankomende subsidie voor onderzoek naar hoe voedsel cognitieve prestaties kan verbeteren, of hoe mensen ertoe gezet kunnen worden om gezonder en duurzamer voedsel te kopen. In zo’n project komt 50% van het geld van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, en 50% wordt ‘gematched’ door het bedrijfsleven. Op deze matchmakingsbijeenkomst kunnen bedrijven en wetenschappers met gedeelde interesses elkaar vinden om samen de onderzoek te doen.
Zo was er een meneer van een kauwgom fabrikant. Wetenschappers vertelden over recente studies die ze uitgevoerd hadden over hoe kauwgom kauwen hongergevoel verminderd waardoor mensen minder gaan snoepen – heel gezond, en goed voor de verkoop van de kauwgom fabrikant. Na afloop van de bijeenkomst zag ik de kauwgom fabrikant zijn jas aantrekken. Ik zei hoe goed die onderzoekers waren, en dat hij echt met ze moest samenwerken. De man zei dat hij het onderzoek heel leuk vond, maar dat zijn bedrijf ook die ongezonde snacks maakte die mensen kopen om te snoepen. We keken elkaar even aan, groetten elkaar vriendelijk, en gingen onze eigen weg.
Het is logisch dat de meeste R&D afdelingen bij voedselbedrijven zich bezig houden met vragen die bijna volledig bepaald worden door de marketing afdeling – bedrijven moeten immers geld verdienen. Maar het is niet in het voordeel van de Nederlander als bedrijven mogen meebepalen welk onderzoek er gedaan wordt.
Op de matchmaking bijeenkomst waren 100 wetenschappers, en misschien 5 bedrijven die geld konden matchen. Omdat onderzoekers alleen aanspraak kunnen maken op die 110 miljoen euro voor wetenschappelijk onderzoek als ze samenwerken met een bedrijf dat financieel bijdraagt, hebben de bedrijven (en dus de marketing afdelingen) praktisch alle macht in deze matchmaking bijeenkomst. Er is altijd wel een wetenschapper die geld binnen moet halen om een vaste aanstelling te krijgen bij zijn of haar universiteit, en die bereid is om onderzoek uit te voeren waar alleen de marketing afdeling uiteindelijk echt beter van wordt. En dus is er een reëel risico dat Nederlanders over een paar jaar niet kauwgom kauwend minder snoepen, maar dat er wel een nieuwe melk op de markt komt die anderhalf keer zo duur is als gewone melk, waarvan “onderzoek heeft aangetoond dat het mensen energieker maakt”.
De verleiding voor wetenschappers om hun idealen te verliezen is al groot genoeg, zoals we recentelijk gezien hebben. Het stimuleren van toepasbaar onderzoek is lovenswaardig, en samenwerking tussen bedrijven en de wetenschap kan zeer vruchtbaar zijn. Maar in een tijd waar de beloningsstructuren op universiteiten verpest zijn, moet je honderd onderzoekers die toepasbaar onderzoek willen doen niet tegen elkaar uitspelen. Zeker niet als het bedrijfsleven in zee kan gaan met de onderzoeker die bereid is om te doen wat het beste aansluit bij de doelen van de marketingafdeling. De gedachte dat je daarmee kwalitatief onderzoek stimuleert dat Nederlanders iets oplevert is niet alleen naïef, maar onverantwoordelijk.