XVI-18237 Claes Dircksz

Claes Dircksz

 

ouders:

 

geboren:
gedoopt:
overladen:
begraven:

 

beroep:
woonplaats / adres:

 

relatie: trouwt

 

NN

 

ouders:

 

geboren:
gedoopt:
overladen:
begraven:

 

beroep:

woonplaats / adres: 


biografische aantekeningen


bronnen

BRONNEN NOG LANG NIET AF: alleen kind 1 gedaan (en niet diens kinderen)


kind 1: Barend Claesz Verwer

* 1557, 24-7: Stadsarchief Amsterdam 5073 WK inbrengregisters [nr. 6, fol. 187v]: Neel Cornelis Pietersznsdochter, weduwe wijlen Joost Willemsz in Bredenroode, z.g., heeft ten verzoeke van Barent Claes Dirckszoon zoon, coornkoper, mede present, als koper van een huis en erve, gestaan op ’t water bij de Papenbrugge, gekocht van de voorsz. Neel Pietersz, overgebracht de volgende twee rentebrieven over de custinghe van ’t huis, mitsgaders vier recipissen die gekocht zijn over de penningen voor de betaling door Barent Claesz voor dit huis. (Gevende) die tot meerder zekerheid van Barent Claesz in plaats van andere waarborgen. Barent Claesz vraagt de weeskamer om deze brieven en recipissen (of hun vervangers) niet gelegd zullen worden bij Neel Cornelisdr of haar erfgenamen, vooraleeer er door haar of haar erfgenamen ten behoeve van Barent een betere verzekertheijd gesteld zal worden: 1. een brief van fl 67,- sjaers, houdende op den voorsz. Barent Claesz over de custinge van ’t voorsz huijs, verschijnende allergheiligen, den penning 18, dd. 2-6-1557 (i.m.: Op 5-11-1564 deze brieven gelevert in presentie en met consent van Barent Claesz in handen van Neel Cornelisdr). 2. Een gelijke brief van fl 67,- sjaers, houdende op den voorsz. Barent Claesz over de custinge van ’t voorsz huijs, verschijnende te Meije, ter losse ende gedateerd als voren (i.m.: Op 3-3-1612 is bij <notulen> in de voorsz lade bevonden dat den 21-12-1594 deze brief van fl 67,- sjaars is gelever… geweest ende Burgemeesteren Jan Claes Boelisz de welcke in plaatse van (…) heeft opgebracht vier brijven als nameltlijk (…) houdende op Cornelis Jansz Pot, de 2e op Gerberch Meijmertsdr., de 3e op Jan Benningh, de 4e op Albert Jongst … verder onleesbaar. 3. Vier Recipissen elk van fl 25,- sjaers, onder de hand van Arent Coebel, daer off vier brieven geleverd zullen worden den penning 12, in date den voorsz recipissen den 1-6-1557. (i.m.: deze vier recipissen gelicht bij Steven Bouwensz, gezworen bode, die in de plaats daarvaan de volgende vier rentebrieven heeft gelegd): Vier rentebrieven, tgv resp. Jan Hartgers, Jan Quirijns, Elie Marten Heddesz dochter, en Lijsbeth Marten Heddeszn dochter. [Er volgt nog heel veel meer, maar ’t gaat niet meer over Barent Claes Dirckszn]

* 1581, 9-11: Stadsarchief Amsterdam, 5062 Kwijtscheldingen [deel 4, p 21]: Dirck Clementsz heeft verkocht, opgedragen en kwijtgescholden aan Barent Claesz “zijner huisvrouwen vader”, de helft van een h+e genaamd de Arck staande op de Oude Zijds Westervoorburgwal, met de helft van de woning daar achteraan, daar van d’andere helft van de voorsz huis en woeninghe toebehoort de voorn. Barent Claesz. Belend ’t Leijdeckerssteegje aan de Noordzijde, en de wed. en erfgenamen van Claes Pietersz, keurmeester van de Zeep, aan de Zuidzijde; strekkende voor van de straat tot achter aan de kinderen van Steven Willemsz; verkocht zoals het er vstaat en zoals het aan de comparant door zijn genoemde schoonvader in huwelijk gegeven is

* 1582, 17-8: Stadsarchief Amsterdam, 5062 Kwijtscheldingen [deel 4, p 88v]: Willem Pieters, stadssecretaris, namens de burgemeesters voogd van het convent van Sint Margriete, heeft verkocht, opgedragten en kwijtgescholden aan Barent Claesz ‘vijftalve’ roeden erfs, gelegen op het Sint Margrietpad, belend Albert Jacobsz aan de Westzijde, Mr. Claes Cornelisz schaarslijper aan de oostzijde, voor van de halve gemene sloot tot achter ter halver gemene sloot toe. Onder de conditie dat hij ten eeuwigen dagen een openbaar pad zal onderhouden, hoog en droog, van 4 voet breed

* 1583, 15-10: Stadsarchief Amsterdam, 5062 Kwijtscheldingen [deel 4, p 187]: Barent Claesz in de Enghelen verkoopt Anthonis Pietersz van Essen een Spijker met een tuin aan de Oostzijde daarvan, gelegen aan het Sinte Margrietenpad, , belend de weduwe en erfgenamen van Anthonis Verhouff aan de westzijde en Marij Pietersdr aan de Oostzijde, voor van het Margrietenpad tot achter aan de sloot. De spijker is belast met een losrente van fl 6:14 per jaar.

* 1583, 8-11: Stadsarchief Amsterdam, 5062 Kwijtscheldingen [deel 4, p 192v]: Barent Claesz verkoopt Thonis Pietersz van Essen een tuin van vijfeneenhalf roede erf of land op het St. Margrietenpad, met het getimmerte erop staande, belend Albert Jacobsz aan de Westzijde, Mr. Claes Cornelisz schaarslijper aan de oostzijde. Er rust een losrentebrief op het erf van fl 3:3:- per jaar tegen de penninck achttien

* 1584, 10-4: Stadsarchief Amsterdam, 5062 Kwijtscheldingen [deel 4, p 232v]: Barent Claesz en Dirck Claesz, gebroeders, hebben verkocht, opgedragen en kwijtgescholden aan Jan Claesz Gaeff een h+e op de Vijgendam, genaamd Den Hulck belend Dirck Jansz Graeff aan de Noord en Zuidzijde, strekkende voor van de dam tot achter het erf van Lenaert Sijmonsz koperslager. Belast met drie rentebrieven van elk fl 24:- per jaar, losbaar tegen de penninck 18. De drie rentebrieven zijn uitgegeven op 29-7-1563 door Jacob Sijmensz ten behoeve van resp. Gheerte Sijmons, Marija Sijmons en Rijckert Sijmonsz. Voor Barent en Dirck Claesz staat borg Hendrik Wou [NB: Barents vrouw heet Trijntje Sijmensdr. Rijcken en is dus ongewtijfeld de erfgenaam]

* 1587, 24-3: Stadsarchief Amsterdam 5073 WK inbrengregisters [nr. 11, fol. 77]: Gecompareerd Sijmen Barentsz Rijck en Claes Barentsz, oud 22 jaar, broers, de nagelaten zonen van Barent Claeszn, corenkoper, daar moeder af is Katrijna Sijmen Rijckendochter. Hun oom is Dirck Claeszn. De twee treden mede op namens hun broer en zusters: Anna (29), Lijsbeth (24), Marij (20), Willem (18), Griet (14) en Giert (10). Ze hebben afgesproken dat Katrijna Sijmonsdr tot wederhuwelijken toe het vruchtgebruik zal hebben van de erfenis, zoals is afgesproken in het mutueel testament, opgesteld voor notaris Lambert Vloits op 24-12-1586.

* 1587, 22-4: Stadsarchief Amsterdam, 5062 Kwijtscheldingen [deel 5, p. 424]: Trijn Sijmon Rijcken dr., weduwe en boedelhoudster van Barend Claesz in De Drie Enghelen, met Sijmon Rijck, haren soon en voogd in dezen gecoren, ende Dirck Claeszn, corenkoper, Dirck Clementsz, haeren swager, samen haar vierendelen, heeft verkocht en kwijtgescholden aan Jan Jansz, bierschoijer, een h+e op de Oude Zijds Voorburgwal, genaamd Die Arck, met een woning er achter in het Leijdeckers-steegje. Belend: het steegje aan de Noordzijde, de erfgenamen van Claes Pietersz, aschcoper, aan de Zuidzijde, streckende voor van ’t water tot achter aan de gang van de erfgenamen van Claes Pietersz askoper. Het huis is belast met een oud eijgen van vier Wilhelmus schilden jaarlijks.

* 1630, 1-1: nots L. Lamberti, [577-20515 en vervolgens ook -22148] testament van Geertruijd (Griete Barents), wed. doctor Jan Fonteijn, waarin ze haar vijf ongehuwde kinderen erfgenaam maakt. Ook 25-3-1631, 1-1-1633, 5-7-1633

kind 1.4 Stijn Barents: opzoeken WK inbrengregister op Coornhert, rond haar sterfdatum 1605

Elias, De Vroedschap, schrijft (p. 383): Van deze negen kinderen [van Barend Claesz] werd één zoon Minderbroeder en één priester; ééne dochter, Anna Barendsdr., was „geestelicke maecht" en eene andere, Griete Barendsdr., „maagd in den Hoek" te Haarlem. Deze laatste wordt in de Bijdr. voor de Geschiedenis van 't Bisdom Haarlem XVIII, p. 132, genoemd: „Een borgers ofte coopmans dochter van Amsterdam, uut de drie Engelen op het Water. Haer vader genaemt Barent Claesen, haer moeder Trijn Simons, wesende Katolijk maer seer slap: dan sijn met alle haer kinderen seer vierich en iverich geworden door de vermaninge en goede exemplen van haer outste dochter Anna Barents, die een geestelicke maecht was". (Levens der Haarlemsche Maechden van den Hoeck" , beschreven door Trijntje Jans Oly, t.a.p.)

kind 1.8
Dr. Johan Fonteijn, lijfarts van Maurits en van Roemer Visscher, overleden in 1628, was een zeer vermaard Amsterdams geneesheer en lid van de Rederijkerskamer 'In Liefde Bloeijende', waar hij lof van Vondel en spot van Bredero kreeg. Volgens een artikel in Oud Holland 1884 kreeg dr. Johan Fonteyn uit zijn huwelijk met "Geertruy Verwer Rijck" (sic!) zeven kinderen. De genealogie van Fonteyn moet beschreven zijn in 'J.A. Alberdingk Thijm: 'Portretten van Joost van den Vondel" - maar staat daar alleen als schema

 


kind 2 Dirck Claesz Druijf

* 1584, 10-4: Stadsarchief Amsterdam, 5062 Kwijtscheldingen [deel 4, p 232v]: Barent Claesz en Dirck Claesz, gebroeders, hebben verkocht, opgedragen en kwijtgescholden aan Jan Claesz Gaeff een h+e op de Vijgendam, genaamd Den Hulck belend Dirck Jansz Graeff aan de Noord en Zuidzijde, strekkende voor van de dam tot achter het erf van Lenaert Sijmonsz koperslager. Belast met drie rentebrieven van elk fl 24:- per jaar, losbaar tegen de penninck 18. De drie rentebrieven zijn uitgegeven op 29-7-1563 door Jacob Sijmensz ten behoeve van resp. Gheerte Sijmons, Marija Sijmons en Rijckert Sijmonsz. Voor Barent en Dirck Claesz staat borg Hendrik Wou

 



kind 5: Cornelis Claesz Verwer

* 1632, 18-2: Stadsarchief Amsterdam: 5075 nots L. Lamberti [608-499285]: boedelscheiding van de nalatenschap van Cornelis Claesz Verwer. (lastig leesbaar). De erfgenamen zijn: Staak 1. Claes en Willem Verwer Barentszonen, mede namens hun zusterskind …, Griete Barents, wedu. van dr. Jan Fontijn, Volkert Coornhert als zoon en erfgenaam van zijn moeder Stijn Barents – kinderen en kindskinderen van Barent Claesz Verwer erfgenamen voor 5 zestiende part; Staak 2. De kinderen en kindskinderen van Dirck Claesz Druijf, te weten: Maritge Dircks te Haarlem en Claes van Sousburg als man en voogd van Griet Claes, de dochter van Claes Dircksz Verwer, beide vervangende de andere drie kinderen van Claes Dircksz Verwer – samen voor 2 zestiende part. Staak 3. De kinderen en kindskinderen van Jan Claes Samson: Claes Jansz Samson; Lijsbeth Jans Sampson; kk van wijlen Jacob Jansz Samson: Annetgen Jacobs Samson X Lenert Albertsz namens de andere vier kk; wijlen Stijntje Jans: Dirk Hem ook voor zijn broer en zuster; wijlen Anna Jans Samson: heeft één erfgenaam; wijlen Frans Jansz Samson: vijf onmondige kinderen; wijlen Hillegont Jans Samson: Hendrik Centen, man en voogd van Annetgen Bellechiers, haar enige kind – allen samen voor 7 zestiende part. Staak 4. De kinderen van Marie Claes Verwer: Jan Jansz Coningh en de Ed Claes Jansz Verwer, oud-schepen te Haarlem, voor 2 zestiende part. Zij zijn allen erfgenamen van zal: Cornelis Claesz Verwer, als oud vrijer gestorven. De inventaris na aftrek van de boedelschulden bedraagt fl 1978:13:2, plus een rentebrief van fl 900,- op een h+e op de Middeldam genaamd de Buffeltsche Solder. Ze verdelen de erfenis zo, dat de schepen Claes Jansz Verwer de rentebrief krijgt, en het verschil met waar hij recht op heeft aan de overigen zal vergoeden. Verder worden er vier graven verloot: de kk van Barent krijgen een graf in de Nieuwe Kerk aan de Noordzijde van ’t hoog koor; de kk. van Dirck Claesz Druijff krijgen een graf in de Nieuwe Kerk voor ’t St Jacobs choor; de kk van Jan Claes Samson krijgen een graf in de Nieuwe Kerk: de zuidzijde van het dubbele graf, terwijl de kinderen van Maria Claes Verwer de Noordzijde van dit dubbele graf erven. (w.g. o.a. Volckert Dircksz Coornhart, Dirck Hem, ) 


openstaande vragen / discussie


In de Montias database van inventarissen en verkopingen van schilderijen staat de inventaris met aankoop-gegevens (en gedetailleerde informatie over de kopers) van Goswijnus van der Hal dd 13-7-1623. Heel veel kopers blijken familie te zijn geweest.

Volckert Dircksz Coornhart [zie R 7628], koopman koopt een crucifix en een schilderij van de Verrijzenis voor fl 30,-

Volckert Dircksen Coornhert (1583-1636), lived at first in the Regulierspoort then in the Hartenstraet. He married Anneke Brams in 1606 (in the Stadhuis). He was the son of Dirck Clementsz. Coornhert, agent in Oostlandt (who died before 1611). Anneke Brams was the daughter of Pieter Braems, wine dealer in the Warmoesstraet in Ceulen (of R 31430) and of Lijsbeth Jacobs (Elias, Vroedschap, p.31.) In 1606, the year of his marriage, Coornhert bought lots for 7 f. 16 st. in the Haarlem lottery (GAA, 51/50 F 357). Coornhert was involved in the tulip trade from about 1610 until his death in July or early August 1636 (Goldgar, Tulipmani, typescript, pp. 185-6). On 19 July 1611, Jacob Albertsz. (Smeersmouter) had a notary insinuate Volckert Coornhart because he had bought certain flowers and tulips on a certain list. He had failed to pay because the tulips, when they came to flower, were less beautiful than they appeared (or were expected to appear) at the time of the sale in accordance with the list that was shown to Albertsz. He estimated that the value of the flowers and tulips delivered to be half or at least some lesser value compared to the full-valued product. Coornhert had refused arbitration. Albertsz. held him responsible for any loss or damage (NA 357B, fol. 203, Not. W. Cluyt, Extracten). On 26 September 1611, at the request of Volckert Dircksz. Coornhart, Abraham Casteleyn (of R 35076) demanded payment from Jacob Elbertsz. (Albertsz.), who claimed that, two years ealier, he had bought a bulb from Volckert's father, which did not turn out what it was supposed to be. In the mean time, the father had died, and Elbertsz. argued that the payment should be made in full (NA 341, fol. 155, Not. W. Sluyter, Extracten). Coornhert paid a tax of 100 f. in 1631, living on the Singel (Kohier, fol. 14v., p. 5). On 4 October 1634, the notary (Verhey), on the order of Volckerd Dircksz. Coornhart, Reynier van Neck and on behalf of Outger Pietersz. Spiegel (of R 27584) went to the house of the widow of Barent van Someren (of INVNO 634) in the inn Schilt van Vranckrijck and insinuated the widow regarding the consolidation of walls, doors, and posts in the back of the inn, which opened up on the Jonge Roelofsteech (NA 771, Not. Verhey). On 16 April 1627, Volckert Dircx Coornhart and his wife Annetge Braems drew up their testament, naming two children as their heirs. Other heirs were his uncle the dyer Claes Barents (of R 7625) and Dirck van Starren, her nephew. In case the testator were to die first, the testatrix would be obligated to give the children the portraits of their grandfather and grandmother, together with the portrait of her father and half the paitings that their father (presumably Volckert Dircx) will by then have painted. After all the descendants shall have died, the rest of the property would go to the poor. Other heirs on the testator's side were to be Outgert Pietersz. Spiegel (of R 27584) or his descendants, on one hand, and Reynier van Neck and Claertgen van Neck, together, on the other, and on the testatrix's side, her sister Marritgen Braemsdr. and her brother Jan Braemsz. or the descendants of her sister Grietge Braems. The testament was passed in their house on the Keizersgracht in the presence of Claes Wandelman (of R 30408) and Claes Reegers (?) Pontus (NA 857, fol. 1-6, Not. Pieter Rodenburgh). On 19 August 1639, Volckert de Vlamingh and Jan Braems (of R 23694), who was also said to be an heir of Thymen Braems, declared before the Orphan Chamber that, pursuant to an agreement made on 30 July 1639, Dirck, 22, and Jacob, 20, the two (minor) children left by Volckert Dircksz. Corenhart, procreated by Anneken Braems, were entitled to various assets left by Tymen Braem, including an obligation for 743 f. 19 st. Among the heirs were also cited the children of Gertruyd Brams and Cornelis Willemsz. Ouwelandt of Leyden (WK 5073/789). The codicil of the will of Anneken Braems, widow of Volckert Coornhart, dated 1 August 1636, living in the Hartenstraet, stated that she left the retail business (winckel) with the sugar and spices to her son Clement (NA 1045, fol. 104, Not. J. van de Ven). There was also another son of Volckert, named Pieter Volckertsz. Coornhart, born about 1608. He was assisted by his father Volckart Dircksz. Coornhart when he married Grietje Grols, assisted by her mother Grietje Canter, on 3 June 1632 (De Navorscher (1858), p. 316). The son of Pieter Coornhart, named Otto Coornhart, married Margerite Branthout, the daughter of Garbrant Warnaerts Branthout of INVNO 1348. On 8 October 1632, Lenaert Pietersz. Goutappel had notary Hoogebom notify Volckert Dircksz. Coornhert and Pieter Coornhert that they he had failed to pay 960 f. for 14 bolts of Limborg cloth (600 ells, at 32 st. the ell). Pieter Coornhert declared that the money was ready (NA 843, fol. 339, Not. Hoogeboom). On 26 January 1638, Dirck van Wisselt, merchant, 44 (of R 20620), made a deposition at the request of Maria Wouters, widow of Lenart Pietersz. Goutappel, broker during his lifetime (NA 521, Not. Westfrisius).

Nicolaas (Claes) Fonteijn op de hoeck van de Nieuwestraet koopt een vergulden crucifix

Info: The buyer is probably identical with Claes Jansz. Fonteijn who paid a tax of 35 f in 1631, at which time he lived on the Nieuwen Dijck (Kohier, fol. 29, p. 6). He was the son of Dr. Johan Fonteyn (of R 7647), the brother of the apothecary Rem Thonisz. Fonteyn (of R 27380) and the greatgrandson of Dr. Claes Plemp, all members of a prominent R.C. family (see the genealogy in Dudok van Heel in Dr. Nicolaes Tulp, Amsterdam, 1998, p. 58). On 7 January 1621, Niclaes Fonteijn, 19 years of age, assisted by his father Dr. Jan Fonteijn (of R 7647), living on the Coningsgraft was betrothed to Maritge Jans (Loen), 18, assisted by (Dr.) Jan Henricksz. (Loen) (1562-1634), her father, and Maartje Jans, her mother, living on the Nieuwendijck (DTB 425/188). On 25 November 1631, Joan Heyndricksz. Loen, former apothecary, bequeathed to his daughters, each half of his goods. He left to Maritgen Jans, married to Dr. Nicolaes Fonteyn his house de Notemuscaet on the Nieuwen Dijck and to the children of his late daughter Aefgen, who married to the cloth merchant Jan Pietersz. van Dijck, a house on the Blauwburgwal (NA 445, fol. 271, Not. P. Mathijsz., Extracten). Claes Fonteyn graduated in medicine in Reims and was noted as an apothecary in Amsterdam in 1637. In 1640 and 1643, he was inspector of the Collegium Medicum in Amsterdam. In 1644, he became personal physician to the Archbishop of Cologne. Jan, Claes and Barent Fonteijn (married to Pietertge Meijnerts) were all lovers of poetry but, according to Mattheus Tengnagel, none was gifted as a poet (Oud Holland 1(1883), p. 216). Claes Fonteijn died before 22 September 1645 when his widow had an inventory drawn up of some of her household goods (INVNO 523, R 429 of Montias1). It was probably through his wife, Maria Loen, who was apparently the niece of Barent Adriaensz. Hartochvelt (R 30608), that Claes Fonteyn was related to the latter.

NN Verwer R 36763

Claes Barentsz, oom (van de verkoper), verver, koopman, koopt een ‘schilderij van ’t hoofgen’ voor fl 17:10:-

info: Claes Barentsz., dyer, was a regent of the Aalmoezeniersweeshuis in 1618 (Wagenaar, Amsterdam, vol. 2, p. 299-300). On 8 August 1623, the honorable Egbert Gerritsz. van der Hal and Gerrit Wittes Soutburch, both living in Leyden, appeared before Notary Westfrisius in their capacity as uncles, and Claes Barentsz., dyer, and Willem Barentsz., brothers, merchants in Amsterdam, as granduncles, of the children left by Goswinus van der Hal, and declared that they were the closest blood relatives of the children but, because of certain impediments [to their guardianship], the masters of the Orphan Chamber had named Mr. Jan Engels, attorney (of R 7620) as administrator of the goods coming to the children (WK 5073/513, fol. 13). Willem Barentsz. is probably the buyer of R 29385. Claes Barentsz., laeckenstopper, lived near Warmoesstraet 171 in 1599. On 24 March 1622, he appeared as rendant for the estate of Baertge, the daughter of Bartholomeus Floris, at which time he was said to be a dyer (WK 5073/1191). He was the brother of Jan Barentsz., likewise dyer, of R 32357. He is probably not identical with the grain dealer mentioned in 1612 (Van Dillen, Bronnen tot de geschiedenis van het bedrijfsleven 78(1933), p. 16). It would seem that it was the cloth merchant and dyer named Claes Barentsz. who paid a tax of 250 f in 1631, at which time he lived in the St. Anthonyspoort (Kohier, fol. 114, p. 27). It is not clear whether Claes Barentsen who freighted three ships between 1601 and 1608 (one of them with Barent Jansz. Noorman of R 30045) was the cloth merchant or the grain dealer or possibly both (Winkelman, Bronnen voor de geschiedenis van de Nederlandse Oostzeehandel R.G.P. 184(1983), pp. 326 and 599).
WK 5073/1191: hier legt Claes Barentsz, verwer, als oom van Baertgen, de nagelaten dochter van Bartholomeus Floris verantwoording af over het beheer van de goederen die zij van moeders zijde heft verworven, sinds de laatste verantwoording dd 1-3-1617. Daarin staat bv: 29-4-1617 ontvangen een achtste deel van de huishuur van  de 3 Engelen en de Coning van Portugal. Ook staat er dat er geld ontvangen is van de stad, wegens ‘verdulven gronden tot vergroting deser stede’ op naam van resp. Dirck Gerritsz en van Marij Claesdr., weduwe van Steffen Cornelissen van Slooten. Dit is een heel erg boeiend stuk!!

Dr. Johan Fonteyn (Jan Fonteijn): koopt 1 stuck van Pynas f 89:--:-- en 1 stucxken van Momper met een geberchtgen en 1 kercken daerin f 18:--:--

Dr. Johan Fonteyn (1575-1628) was the son of the apothecary Thonis Jansz. and the grandson of Dr. Claes Plemp (1525/30-1597) (see the genealogy in Dudok van Heel in Dr. Nicolaes Tulp, Amsterdam, 1998, p. 58). He was a member of the Rederijkerskamer de Egelantier (In Liefde Bloyende) in 1616 (Oud Holland 22(1904), p. 41). He replaced Dr. Sebastiaen Egbertsz. as praelector of the Surgeons' Guild in 1621 (Oud Holland 2(1884), p. 141). In 1629, he made a deposition whence it appears that he also had an apothecary's shop (Van Dillen, Bronnen tot de geschiedenis van het bedrijfsleven 78(1933). pp. 489 and 677.) His sons Dr. Nicolaes Fonteyn (of R 19445) and Dr. Barent Jansz. Fonteijn paid taxes of 35 f. and 50 f. respectively (Kohier, fol. 29, p. 8, and fol. 55vo, p. 14). Dr. Jan Fonteyn was portrayed in De anatomische les van Dr. Johan Fonteyn of 1625, which has been preserved, in damaged condition, in Amsterdam's Historisch Museum (A. Blankert, Amsterdams Historisch Museum, 1975/1979, p. 103).