PARENTEEL RAAB II.e

Sara (Sara Johanna) van Raab van Canstein

ouders: Jan Jacob Willem van Raab van Canstein en Anna Johanna Kinderman

geboren: Meppel ca. 1795

gedoopt:

overleden: Aalten 12-6-1863

begraven:

beroep:

woonplaats / adres:

relatie: Trouwt Wierden 8-6-1821

Jacobus Johannes Klijnpennink

ouders: Jacobus Reinier Klijnpenninck en Johanna Carolina Klein

geboren: Nijmegen ca. 1794

gedoopt:

overleden: Aalten 14-1-1870

begraven:

beroep: Medicinae Doctor

woonplaats / adres:

Hij hertr. Aalten 29-7-1864 Maria Christina Knappert

Kinderloos

Jacobus Johannes Klijnpennink in 1854. Portret Prentenkabinet Universiteit Leiden

Biografische aantekeningen

Dr. J.J. Klijnpennink is in 1856, 1860, 1866 en 1869 bestuursvoorzitter van de kiezersvereniging De Grondwet, van het hoofd-kiesdistrict Zutphen.

Kleinpennink roept ook enkele malen in de krant op tot hulp aan behoeftige, zieke gezinnen, waaronder een "Israelitisch" gezin; dat doet hij samen met familieleden: ook zijn zwager, de belastingontvanger A. van Raab van Canstein wordt als betrokkene genoemd. Er wordt een kleine fl 300,- opgehaald, het meeste in Amsterdam.

Hij is mede-eigenaar van landgoed De Flierenberg onder Groesbeek. Klijnpenninks vader was de tamelijk vooraanstaande stadsgeneesheer van Nijmegen, en vrijmetselaar in die plaats. Zelf studeert Klijnpennink in Utrecht, waar hij in 1820 promoveert op de dissertatie De Diaeta in Febribus.

In het "Practisch tijdschrift voor de geneeskunde in al haren omvang", 1847, beschrijft Klijnpennink hoe hij bij een patiënte een lintworm van 5 ellen en 3 palmen lengte verwijdert. (= ca. 3.80 meter)

Bronnen

* 1821, 16-6: Opregte Haarlemsche Courant: Den zevenden dezer, zijn, op den Huize Cattelaer, Getrouwd: J.J. KLIJNPENNINK, Ambts Med. Doct. en Vroedmeester van Aalten, en Jonkvrouwe S. J. van RAAP van CANSTEIN.

* 1854, 10-10: Opr. Haarlemsche Courant: Het LANDGOED DE FLIERENBERG, gelegen in het Nederrijksche Wald onder Groesbeek op een uur afstand van Nijmegen, zeer digt bij het Dorp Beek en de Logementen van Berg en Daal; bestaande in het voormalige Heerenhuis thans tot Boerenwoning ingerigt, met Stal, Schuur en verdere getimmerten, Tuin en aangrenzende Bouwlanden en Weijerij; wijders Daghuurdersplaatsje met Tuin en daarbij behoorend Bouwland, welig groeijende Akkermaalsbosschen, buitengewoon zware en lange Dennen en Beuken Boomen, waaronder van zeldzame dikte, alles te zamen eene grootte hebbende van 35 Bunders, 73 Roeden, 20 Ellen, aan elkander in zijne wallen en omgravingen gelegen, waarbij gehoort een erfpacht van jaarlijks 52 Gulden, gaande uit een Huis en Land aldaar, groot 8 8., 15 R., 60 E. Zullende het Landgoed eerst in 3 Percelen , daarna N°.

1 en 2 gecombineerd en eindelijk in ééne massa te koop worden aangeboden, terwijl al het opgaande Hout wordt gereserveerd om daags vóór de finale verkoopiug, afzonderlijk in verschillende Percelen te worden verkocht, met het regt van benadering door den Kooper van den ondergrond. Alles breedvoerig bij Billetten omschreven, terwijl intusschen informatien zijn te bekomen bij de respective eigenaren, zijnde de Heeren KLIJNPENNINK te Aalten, PENNINK te Twello en Van den BROEKE te Utrecht, zoomede bij den Notaris Van der GOES voormeld, ten wiens Kantore de Veilconditiën en kadastrale plannen, 8 dagen vóór den inzet ter visie zullen liggen, terwijl de aanwijzing der Percelen zal geschieden door de Pachters op het goed.

* 1863, 13-6: BS Aalten overlijden: "... op 12 Junij 1863 in het huis nr. 12 te Aalten in de ouderdom van 68 Jaren is overleden Sara Johanna van Raab van Canstein, zonder beroep, geboren in de gemeente Meppel en gewoond hebbende te Aalten, Ehevrouw van Jacobus Johannes Klijnpennink, dochter van wijlen Jan Jacob Willem van Raab van Canstein en wijlen Anna Johanna Kinderman."

* 1863, 13-6: Gelders Archief, memorie van successie Aalten 1863, scan 318 ev: memorie van de erfenis van Sara Johanna van Raab van Canstein. Baten: fl. 29.436,18, lasten fl 141,-, per saldo: fl 29295,18, waarvan roerende goedere fl 1677,87. De omvangrijke aangifte bevat vele brieven: 1. een mededeling dat ze 1/18 deel erfgename is van G.W. Blijdenbergh, die heeft nagelaten fl 116409,06. 2. Eem missieve uit Utrecht dat Gerard Willem van Blijdenbergh op 20-8-1819 in Utrecht is overleden, waaruit blijkt dat Sara Johanna van Raab zijn zusters kleinkind was [dus: Gerard Willem is de broer van Anna Aleida van Blijdenbergh]. 3. Opgave van onroerend bezit: de onverdeelde 1/2 in een boerenplaats in Wilp (sectie A 458 t/m 469, 780, 781, 783 en 785: weiland, bouwland, boomgaard, huis en erf, groot 15.26.07 b. ter waarde van fl 8250,-), dat bij geheim testament dd 29-4-1862 is vermaakt aan: (1) Rutgerus Willem van Raab van Canstein te Borger, Gouda Everarda vRvC gehuwd met Coenraad Hendrik Vernandel te Deventer, Jacobus Johannes vRvC te Hulhuizen, Sara Johanna vRvC gehuwd met Johan Antoine Rivoire te Nijmegen, Anna Johanna vRvC te Nijmegen, Antonie Johannes vRvC te Nijmegen, Johan Adolph vRvC te Deventer, Wilhelm vRvC te Deventer, Catharina Alberta vRvC te Deventer: allen neven en nichten, samen voor 1/4 ; (2) Theresia Ciprianna, weduwe Anton Johan Voorhorst, te Aalten, zuster voor 1/4; (3) Cornelia Gerhardina, weduwe Barend van Hout, te Aalten: zuster voor 1/4; (4) Laurens Leen, Aleida Gerharda Leen, weduwe H.M. Hassink, en Christina Elisabeth Leen, alledrie te Lochem, neef en nichten, samen voor 1/4 deel: zij erven het blote eigendom, maar weduwnaar J.J. Klijnpennink het vruchtgebruik. In de memorie zit vervolgens de opgave van de erfenis door de twee executeurs testamentair F.A. Pennink en H.A.J. Pennink: in het geheime testament van 29-4-1862 heeft ze haar man het levenslange vruchtgebruik toebedeeld, en verder als universeele erfgenamen benoemd: de bovenstaande vier staken: de eerste staak betreft de kinderen van haar volle broeder Adrianus Jacobus van Raab van Canstein, de vierde staat de kinderen van wijlen haar zuster Catharina Elisabeth vRvC, weduwe van G. Leen. Ze legateert aan haar twee nog levende zusters elk de helft van haar lijfstoebehoren en elk duizend gulden. Aan neef Jacobus Johannes vRvC fl 800,-; aan nicht Sara Johanna vRvC X Rivoire fl 800,-; aan neef Sarus Jacobus Johannes Voorhorst fl 1000,-; aan nicht Marianne Voorhorst X G. Sanders fl 300,-; aan achternicht Sara Johanna Voorhorst fl 400,-; aan achterneef Jacobus Johannes Kleinpennink Voorhorst fl 400,-; aan de kinderen van wijlen haar neef Willem Ottenhoff fl 300,-; aan haar neef Jacobus Godefridus Ottenhoff fl 300,-; aan de twee executeurs fl 200,-. Als zij zonder testament zou zijn overleden, dan zouden er nog meer erfgenamen zijn geweest, namelijk Johanna Maria Martha vRvC, Johanna Adriana vRvC, en de kinderen van wijlen Anna Godefrida vRvC: alle drie halfzusters van de erflaatster. Van de erfenis is inventaris opgemaakt door notaris Roelvink te Aalten. Er is inboedel, obligaties en effecten, schulden, onroerend goed (te Aalten: bouwplaatsje de oude Klijnpennink: huis, erf etc Sectie C 1123, 1146, 1153, 2309, 2318-2322, 2382-2384 (fl 2300,0); bouwplaatsje de nieuwe Kleinpennink: sectie C 2372, 2373, 2375, 2377 fl 800,-; tal van percelen grond, in waarde variërend tussen fl 70,- en fl 1200,-; huis en erf met grond C 1469 en 1470 à fl 600,-; te Bredevoort een landje, dito in Winterswijk; het al genoemde bouwland in Wilp (gem. Voorst). Dit alles beloopt als zuiver saldo fl 57477,41, waarvan zij de helft bezit (plus nog fl 300 aan lijfgoederen maakt fl 29038,70). In een nadere memorie is het bedrag aan lijskleren verdubbeld (fl 600,-), en wordt nog gewag gemaakt van 1/16 deel van de plantagie St Barbara te Suriname, inclusief de bij de grond horende "slavenmacht", en een bedrag in de emancipatiegelden van de slaven op die plantage, begroot op 6200,-: op de dag van overlijden was de slavernij nog niet afgeschaft, en moeten de slaven dus als onderdeel van de grond worden geteld. De kinderen van haar halfzuster Anna Godefrieda vRvC heten: Jacobus Godefridus en Maria Catharina Ottenhoff, wijlen Willem of Guillaume Ottenhoff (wiens kinderen: Abeltjen, Albert, Nicolaas, Johannes en Berend Ottenhoff, allen te Groningen). Tussen Klijnpennink en Van Raab zijn huwelijkse voorwaarden opgesteld dd 7-6-1821, nots Walter Jalink te Goor: een afschrift is bijgevoegd. Klijnpennink brengt ten huwelijk aan zijn aandeel in de onverdeelde erfenis van zijn vader, Sara van Raab brengt in haar aandeel in de erfenis van haar oudoom Gerhard Willem van Blijdenberg, haar aandeel in de onverdeelde erfenis van haar vader, haar meubelen en linnen à fl 500,- en haar kleren à fl 500. In de eindopstelling blijkt dat elk der vier staken erft: fl 5754,41.

* 17-6-1863: Algemeen Handelsblad: God, die mij het voorregt schonk om 42 jaren door den allergelukkigsten band des Huwelijks te zijn vereenigd met mijne dierbare en onvergetelijke Vrouw S. J. VAN RAAB VAN CANSTEYN , behaagde het heden mij in diepen rouw te dompelen, door haar, die ik zoo lief had, in eenen bijna 69-jarigen leeftijd tot zich te nemen. Allen, die deze edele Vrouw gekend hebben, weten wat ik op mijn reeds gevorderden leeftijd aan haar verlies. J. J. KLIJNPENNINK, Med. Doctor, etc. Aalten, 12 Junij 1863.

Openstaande vragen / discussie