PARENTEEL RAAB II.a

II.a Van Raab van Canstein, Anna Godefrida

ouders: Johan Jacob Wilhelm van Raab van Canstein en Maria Catharina Boudon

geboden:

gedoopt: Wageningen 21-10-1779

overleden: Aalten 31-1-1843

begraven:

beroep:

woonplaats / adres: Wageningen (1779-1792), Groningen Doveninstituut Guyot, 1792-1798), Groningen (1798-1814), Huize Cattelaar bij Enterbroek (1814-1825), Aalten (1825-1843)

relatie: Trouwt Groningen 5-5-1799

Wessel Ottenhoff

ouders: Albert Ottenhoff en Geesje Kuiter

geboren:

gedoopt: Groningen 31-7-1778

overleden: Ommerschans 24-1-1843

begraven:

beroep: onderwijzer Instituut voor Doven en Stommen, kolonist, "sous inspecteur van doven en stommen" (1813)

woonplaats / adres: Groningen, Nieuwe Kijk int Jatstraat F 194, K2 (1813)

Kinderen uit dit huwelijk:

    1. Maria Catharina ("Matje") Ottenhoff, geboren Groningen 21-10-1799, gedoopt Groningen (Waals) 24-11-1799,

    2. overleden Delden-Stad 29 October 1870 (ten huize van haar aangetrouwde oom Johannes David Werdmüller van Elgg), begraven ?

    3. beroep:

    4. woonplaats / adres:

    5. relatie: ongehuwd (?)

    6. Geertrude Alberdine Ottenhoff, geboren Groningen 31-1-1802, gedoopt Groningen (Waals) 14-2-1802,

    7. overleden Groningen 28-5-1802, begraven ?

    8. Alberdine Geertruide (ook wel Albertina Geertruida, "Dina") Ottenhof, geboren Groningen 27 April 1803, gedoopt Groningen (Waals) 8-5-1803

    9. overleden Aalten 26-1-1856.

    10. beroep:

    11. woonplaats / adres: In 1814 uit huis geplaatst op kosten van de Waalse diaconie in Groningen. Daarna bij haar moeder in Enterbroek ingetrokken.

    12. relatie: ongehuwd

    13. Albert Jean Jacob Willem Ottenhof, geboren Groningen 13-11-1805, gedoopt Groningen (Waals) 8-12-1805,

    14. overleden Aalten 19-10-1831, begraven ?

    15. beroep: sergeant, schoenmaker.

    16. woonplaats: in 1814 uit huis geplaatst op kosten van de Waalse diaconie in Groningen. In 1826 vertrokken naar Mons (B).

    17. relatie: ongehuwd

    18. Jean Jacob (Jan) (Jan Jacob Willem) Ottenhoff, geboren Groningen 23-8-1808, gedoopt Groningen (Waals) 25-9-1808.

    19. overleden? <tussen 1831 en 1843>, begraven ?

    20. beroep:

    21. woonplaats / adres: Van hem is niets meer vernomen, nadat hij in 1827 aan de Waalse Diaconie in Groningen verklaarde zelf in zijn inkomen te kunnen voorzien. Volgens zijn moeder was hij in 1831 in het leger, op een onbekende plaats. In 1843 wordt hij niet meer vermeld.

  1. Guillaume (Willem, Willem Jan Jacob) Ottenhof, 1810-1862, X 1838 Wilhelmina Bruining, volgt PARENTEEL RAAB III.a

    1. Jaques Godefroi (Koos) Ottenhoff, 1813-1877, X 1845 Aleida Feenstra, volgt PARENTEEL RAAB III.b.

Biografische aantekeningen

Anna Godefrida van Raab van Canstein is doof geboren. Vanaf 1786 woonde ze bij haar oma Anna Aleida van Blijdenbergh in Wijk bij Duurstede. Direct na haar 12e verjaardag wordt Anna Godefrida van Raab van Canstein opgenomen in het doveninstituut H.D. Guyot te Groningen. Ze logeert er bij juffrouw Geertruida Aleida Mőrser, waarbij haar goede afkomst een belangrijke rol speelde.

Op 18-juni 1794 werd besloten de jongeling Wessel Ottenhoff professioneel bij het Guyot-instituut te engageren: op 15-jarige leeftijd werd hij er al als ondermeester benoemd.

Antje van Raab erfde een flinke som geld van haar grootouders Boudon, en ook Anna Aleida Blijdenberg, die in 1803 overleed, liet haar flink wat na. Maar Wessel Ottenhoff kon absoluut niet met geld omgaan, zodat het Doveninstituut eind 1803 zelfs schuldeisers afkocht voor hun werknemer. Een paar jaar later liet Wessel Ottenhoff zich zelfs, op advies van het instituut, onder curatele stellen van zijn ooms Benjamin en Gerhardus Ottenhoff.

De relatie tussen Wessel Ottenhoff en Antje van Raab was niet vlekkeloos: Antje verklaarde dat haar man haar tijdens haar laatste zwangerschap, eind 1812, zelfs na drankmisbruik mishandelde. De zaak liep zo uit de hand dat Antje, met haar oudste 14-jarige dochter en de 1,5 jaar oude Koos naar Amsterdam vluchtte, waar haar vader woonde. De vier andere kinderen bleven in Groningen bij hun vader, die echter steeds verder afgleed en in 1815 werd ontslagen. Toen woonden de kinderen al bij opa Ottenhoff. Johan Jacob Wilhelm van Raab schreef aan Albert Ottenhoff dat het ontslag hem niet verbaasde: "...een uitvaagsel der maatschappij, derwelke alle slegtigheden in zich vereenigd, als dronkenschap, hoererij, geldverkiwsting, vrouwenbeul in haar voorige zwangerschap, leugenaar, onmedogend man & vader..."

Wessel Ottenhoff raakte alles kwijt. In januari 1821 klopte hij aan bij de Diakonie, en uit zijn relaas blijkt dat hij al enige tijd dakloos is, en de hele vorige zomer op een bos stro heeft geslapen. Niet veel later trekt hij in bij de werkvrouw Aaffien Derks Bruilsema, bij wie hij drie buitenechtelijke kinderen verwekt. Het gaat dan tot 1841 vrij goed met Ottenhoff: hij heeft wisselend werk, krijgt af en toe onderstand van de diakonie, maar woont met vrouw en kinderen in een gezinssituatie. Totdat in 1841 kort na elkaar zijn vriendin en twee van de drie buitenechtelijke kinderen overlijden. Ottenhoff wordt eind 1841 als bedelaar gearresteerd en naar de bedelaarskolonie van Ommerschans gezonden. Daar stierf hij een jaar later aan de tering.

Antje van Raab betrok in 1825 het huis waarin tot dusverre haar halfbroer Adrianus had gewoond.

bron: www.bruulsema.com/documents/hetbontelevenvanwesselottenhoff.pdf

Hierin ook belangrijke informatie over Anna Godefrida's vader en grootmoeder.

Bronnen

* 1799, 20-4: allegroningers: DTB boek Groningen, ondertrouw 1799-1803: "Wessel Ottenhoff, Pt. van Groningen, en Anna Godefrida van Raab, van Wageningen, pro qua Albert Wolthuis als hier toe verzocht. Gecopuleert op t Raadhuis door gecomitt uit de municipaliteit op zonden den 5 may 1799."

* 1799, 4-5: allegroningers.nl: huwelijkscontract tussen Weijel Ottenhoff en Anna Godefrida van Raab. Aan de zijde van de bruidegom treden op: Albert Ottenhoff, vader, Geertje Kuitert, moeder, Klaasje Ottenhoff, zuster, Frouke Kuiter, moeije, Albert de Groot, aangetrouwde moeij. Aan de zijde van de bruid: A. Ottenhoff, bruidegoms vader, op verzoek van de vader van de bruid.

* 1799, 5-5: huwelijksacte Groningen: Waalse Kerk

* 1802, 2-2: Groninger Courant: Heden avond beviel myne geliefde Huisvrouw Anna Godefrida van Raab van eene welgeschapene DOCHTER. W. OTTENHOFF. Groningen den 31 January 1802. (Amsterdamsche Courant dd 7-2-1802: zelfde tekst)

* 1803, 29-4: Groninger Courant: Heden avond verloste zeer voorspoedig van eene welgeschapene DOCHTER, Anna Godefrida van Raab, Huisvrouw van W. OTTENHOFF. Groningen den 27 April 1803.

* 1831, 19-10: Gelders Archief, memorie van successie Winterswijk 1831 (2), scan img 389: Memorie van de aangifte van de nalatenschap van Albert Jan Jacob Willem Ottenhoff. Aangifte door Anna Godefrida van Raab van Canstein, zonder beroep, huisvrouw van Wessel Ottenhoff, mede namens haar minderjarige zoon Willem Jan Jacob Ottenhoff, voorts Maria Catharina Ottenhoff en Alberdina Geertruida Ottenhoff, beide zonder beroep, kiezende domicilie in hun woning nr 78 in Aalten, verklaren dat zij de nalatenschap erven samen met Wessel Ottenhoff, Jan Jacob Willem Ottenhoff en Jacobus Godefridus Ottenhoff, de twee laatstgemelden in het leger en van alledrie de verblijfplaats onbekend. De overledene heeft geen (onroerende) goederen nagelaten, noch enig vermogen. Ook is door dit overlijden geen fideï commis gedevolveerd, noch vruchtgebruik geëindigd en niemand buiten de aangevers en de gemelden genieten voordeel uit de nalatenschap.

* 1843, 31-1: Gelders Archief, memorie van successie Groenlo 1843 (1), pagina 15, scan 17-20: Memorie van de aangifte van de nalatenschap van Anna Godefrida van Raap van Canstein, overleden te Aalten den 31 Januari 1843: verklaring van Maria Catharina Ottenhoff en Alberdina Geertruida Ottenhoff, beide zonder beroep wonende te Aalten, van Willem Jan Jacob Ottenhoff, boekdrukker te Groningen en van Jacobus Godefridus Ottenhoff, corporaal in Nederlandschen Dienst, kiezen domicilie in het sterfhuis: Aalten nr 143. Ze zijn geroepen de nalatenschap te erven van Anna Godefrida van Raap van Canstein, ehevrouw van Wessel Ottenhoff [kennelijk wisten ze niet dat hij een week eerder in Ommerschans was overleden]; de overledene heeft geen onroerende goederen nagelaten, ook is door dit overlijden geen fideï commis gedevolveerd, noch vruchtgebruik geëindigd en niemand buiten de aangevers genieten voordeel uit de nalatenschap.

* 1856, 26-1: overlijdensadvertentie: "Heeden morgen overleed, tot mijne bittere droefheid, in den ouderdom van 53 jaren, mijne eenige en hartelijk beminde Zuster, Alberdina Geertruida. Haar lijden was langdurig en groot, doch zij leed geduldig, eene keeltering van eenige maanden maakte een einde aan haar, voor mij en haare betrekkingen zoo dierbaar leven. Maria Catharina Ottenhoff".

* 1856, 26-1: Gelders Archief, memorie van successie Aalten 1856 (1) img 16-18: aangifte van de nalatenschap van Alberdiena Geertruida Ottenhoff, zonder beroep overleden te Aalten 26-1-1856, opgegeven door Maria Catharina Ottenhoff. Zij zou als erfgenamen hebben gehad haar zuster Maria Catharina en haar beide broeders Willem Jan Jacob Ottenhoff en Jacobus Godefridus Ottenhoff, beide te Groningen wonende, maar ze heeft een eigenhandig geschreven testament opgesteld Aalten dd 16-9-1847, gedeponeerd bij notaris Nicolaas Sterk en bij acte in 1849n bekrachtigd, waarin ze haar zuster tot enige universele erfgename benoemt. De erfenis bestaat uit het volgende: haar lijfskleren ter waarde van 50 gulden en een contante som van fl 1050,-, totaal 1100,-. De begrafenis kostte 60,-, de dokter 25,- en er is achterstallige huur van fl 50,- zodat er per saldo fl 965,- overblijft. Maar ze heeft bij notaris Roelvink te Aalten nog een testament gemaakt dd 20-10-1852, waarin ze legateert aan Anton Johan Voorhorst, Hidde Heremiet Voorhorst en Marianne Voorhorst, zijnde de kinderen van hare volle nichten Theresia Cipperiane van Raab van Canstein en Cornelia Gerharda van Raab van Canstein, verwekt bij resp. Voorhorst, A.J., en Voorhorst, B. een som van fl 150,- die betaald moet worden binnen drie maanden na het overlijden van Maria Catharina Ottenhoff.

Openstaande vragen / discussie

In 1831 namelijk waren er drie zoons in leven, en twee dochters, te weten:

- Maria Catharina

- Alberdina Geertruida

- Jan Jacob Willem (in het leger) - overleden voor 1843

- Jacobus Godefridus (in het leger) - overleden na 1856

- Willem Jan Jacob (minderjarig) - overleden na 1856