XIII-35 Walmink, Herman

Herman Walmink (= XIII-35 en -195 en XIV-419)


ouders:


geboren:

gedoopt:

overleden: Enschede na 14-6-1613, voor 4-7-1614

begraven:


beroep:

woonplaats / adres: Enschede


relatie: trouwt ca 1575


Swenna NN


ouders:


geboren:

gedoopt:

overleden: na januari 1617

begraven:


beroep:

woonplaats / adres: Enschede


kinderen:

    1. Evert Walminck, geboren: voor 1577 (handelingsbekwaam in 1600)
      overleden: na 1600, kennelijk voor 1617

    2. Grete Walmink, ca 1580-1659, X ca 1600 Andries van Lochem, VOLGT XII-18

    3. Willem Walmink, geboren: voor 1592 of ca 1595 (want in 1644 is hij 'bijna 50')
      overleden: na 1644
      relatie:

    4. Anna of Trina Walmink, geboren:
      overleden:
      relatie: trouwt
      Geert Engerkink, geboren:
      overleden: na 1621
      ouders: (Geert Engerkinck en Engele NN?)

      1. Wennemar Engerkinck, geboren: ca 1600
        overleden: ca 1622
        woonplaats / adres: erve Verwoolde, Enschede
        relatie: trouwt ca 1619
        NN Verwoolde, geboren:
        overleden: ca. 1622
        ouders: NN. Verwoolde en NN (beide overleden ca 1622)
        > Geert Engerkinck, geboren: ca 1620

    5. dochter
      relatie: trouwt
      Engelbert Woolderinck, geboren ca 1558 (in 1598 40 jaar oud)
      overleden: na 1621
      beroep:
      woonplaats / adres: Enschede
      ouders: Jan Woelderinck en NN

biografische aantekeningen


Herman Walmink was een belangrijke burger in de Enscheder Esch en woordvoerder van de inwoners daar. In 1599 reed hij een scheve schaats: hij beschuldigt de gezworen setters (belastingophalers?) van diefstal en schelmerij.


bronnen


* 1573, 6-9: ORA Enschede SG.018.041: Johan Esselinck verx pandt: de cop: Harmen Walminck ut ersingvamt <?>

* 1574, 20-9: ORA Enschede SG.018.144: Herman Walminck en Swartkatten hebben zich borg gesteld voor de huwelijksbijdrage van Geert Engerkinck voor het huwelijk van zijn dochter Kunne Engerkinck

* 1582, 19-3: ORA Enschede SG.018.640: Hermen Walmynck verget ende pendt op Merten Meijlande luet der anspraecke. Noch spreckt Hermen an Anna van Raelte voor XX dlr: borchtal als oick .. pp schult t'betalen ende widers tot gode rekenscap 14 dg. Noch spreckt he an Effce Pynynck voor IIII dlr tot gode rekenscap 14 dage. Noch spreckt he an Roloffs Pelgrm: [Cost] tot gode rekenscap 14 dage

* 1598, 2-5: ORA Enschede LG.001.80: In sittendenn gerichte erscheenenn Hermann Walminck, Willem tenn Lippinckhave, Berendt Evekinck unnde Johann Schuckinck, buermanne bi den Enscheder Eschs, vann wegenn oere Gemeenne Buirenn, unnde spreckenn ann Henrick Veluwe, Albert Tegederinck, Engelbert Woelderinck unnde Wilm toe Hoffstede, umme eenne kundtschafft unnde getuichnisse der waerheit bi eede unnde zielenn zalicheit toe verclaerenn, wes hem, getuige, vann navolgendenn articulenn unnde fragestuickenn bewust, wittich unnde kundich sei. - het gaat om de vraag wie de Glanerbrug en de weg plus het hek naar de Helleweg moet onderhouden en repareren. Volgens de getuigen (60-ers) vertelden hun resp. vaders dat de burgers van Enschede dat moeten doen, maar dat is de afgelopen tientallen jaren niet gebeurd.

* 1598, 16-5: ORA Enschede LG.001.89: Opnieuw een ondervraging over het wegenonderhoud. Ditmaal wordt Hermen Wilminck ondervraag: de man is al 70 jaar oud! [Er zijn meer mensen die Wilmink heten, maar dit is de enige Herman. Dat juist hij ondervraagd wordt over de wegen in de Enschedeër Esch moet wel betekenen dat Walmink en Wilmink door elkaar gebruikt worden voor dezelfde persoon. Indat geval is er dus een generatie (of zelfs twee generaties) vóór 'onze' Herman Walminck ook iemand die zo heet: zijn vader of grootvader?

* 1598, 12-12: ORA Enschede LG.001.172: Herman Bruninck spreckt an Herman Walminck und Johan Schuckinck voer 13 dlr. 10 st., unde voert ad computum, contumaces.

* 1599, 16-10: ORA Enschede LG.001.249: Erschijnen in sittenden gerichte die gesweeren setters in die Groete Buer Marcke, und sprecken an Johan Schuckinck und Willem ter Hoffsteede om een contschap der waerheit bij ehede und sielen salicheit te seggen, ad aeternam rei geste memoriam, wat hem van nachfolgenden art. und puncten wittich und kundich sij. Inden eersten hem, getuegen, te fraegen, woe olt van jaeren sie sijn. Tom anderen offte sie niet gehoert hebbe, dat Hermen Walminck dieselve geswoeren setters bijden Slottelhoep inden Enscheder Essch ennige naerende gereddet hefft, und sie, producenten, voer schelme gescholden und geholden hefft. Hier van die waerheit te seggen om Godt und recht, und soe hierinne verweigeringe gescheege, wolden producenten niet lijden omme hondert olde schilde, boeven schaeden toe rechte. (250) Up anspraecke voerg. bedaeget und vlijtich geëxamineert deese voerss. Willem ter Hoffsteeden, tueget ende secht opden eersten artickel omtrent 35 jaeren olt toe sijn. Upden anderen artickel secht getuege, dat omtrent vierthien daegen geleeden hij, getuegen, mit sampt Hoetinck, Lippinckhoff ende Hoenhoff, mit sampt Johan Schuckinck und anderen, bij Engerkinck kempken, daer die bueren oer buersaecke pleegen te verrichten, geweesen sinnen, und onder andere woerden gehoert, dat Hermen Walminck aepenbaer bij alle die voerss. manne und anderen, die geswoeren setters semptlick voer dieve unde schelme gescholden hefft, und mede gehoert dat Johan Schuckinck daerop geantwoert hadde, het were schelme und dieve, die dat gelt onder sick sloegen. Sluetet hiermede sijn getuechnisse, und hefft begeert 14 daege op sijn eedt, om sich te bedencken. Johan Schuckinck, om contschap der waerheit te geeven bedaeget sijnde, is per contumaciam verwonnen.

* 1599, 30-10: ORA Enschede LG.001.260: Ter instantien der geswoeren setters ... ter Hoffsteede sijn voergaende depostitien bevestiget. Up anspraecke der geswoeren setters, hueden 14 daegen gerichtelicken gedaen, tueget ende secht Johan Schuckinck opden eersten artickel omtrent 40 jaeren olt toe sijn. Up den anderen artickell tueget ende secht getuege gehoert te hebben, dat Hermen Walminck gesecht hadde, dat die geswoeren setters als schelme gedaen, die het geset hadden. Sluetet daermit sijn getuechnisse ende hefft 't geene voerss. mit sijnen lijfflicken ehede bevestiget.

* 1599, 27-11: ORA Enschede LG.001.281: Up anspraecke der geswoeren setters, alhier in den gerichte schrifftlich geëxhibeert, tueget unde secht Henrick Hoetinck omtrent 33 jaeren olt, Willem Lippinckhoff omtrent 40 jaeren olt. Up den anderen artickell tueget end secht getuege voerss., dat hie anders niet gehoert, dan dat Derckinck were een sleeper, und die anderen weren al te saemen loegenaers. Up den anderen artickell tueget und secht, dat hie anders niet gehoert, dan die voerige getuege gesecht hefft. Den eedt wort byden gerichte 8 daege geuerstet.

* 1599, 11-12: ORA Enschede LG.001.291: Ter begeerte der geswoeren setters hefft Hindrick Hoetinck sijn voerige depositie verbetert, ende opden anderden artickel gesecht, dat hij omtrent drie wecken geledden op eenen avent in Walmincks hues is geweesen, ende onder andere woerden gehoert, dat Walminck gesacht, sie hadden gedaen als schelme in der leheninge, nochtans niet gehoert, dat hij ijemant daerinne naemhafftich gemaecket hebbe. Weet oeck anders niet te seggen off te tuegen, offte hie hebbe voer een vol buer gegolden, als hie van (292) sijn vaeder wal gehoert hefft, eer hie dat Verwolt angenoemen ende gebouwet hebbe, ende hebbe nae sijnen beduncken wal soe wal die middel als een ander buer. Ingelijcken Willem ten Lippinckhoeve, verbeterende sijn voerige depositie. Secht opden anderden art. dat hij van geene andere scheltwoerden gehoert hebbe, dan hij hier voermaels, hueden 14 dagen, gedaen hefft, dan wete wal dat hij naevolgende den art. voer een voll buer gegolden hebbe, ende alnoch die middel soe wall hefft als andere sijne mede bueren. Slueten daermede oere depositien ende hebben terstont datselve mit ehede bevestiget.

* 1600, 19-1: ORA Enschede LG.001.305: Ingelijcken hebben die geswoeren setters, als clegeren, ende Hermen Walminck, beclaechde, oer saecken geconcludeert ende mede versocht, dat die selve saecke ende proces an onpartielicken rechtzgeleerden mach gestelt werden, om daerinne te erkennen wes nae rechtes behoert. (306) Sinnen oeck in jegenwoerdigen gerichte erschennen die geswoeren setters der Groete Buer Marcke, seggende dat hueden den dach is dienende, dat hoer ende Hermen Walminck bijden gerichte operlacht was om het proces te slueten. Ende diewijle sij, comparanten, als hueden deesen dach erschennen und hoer dach waergenoemen, und alsoe totten avent toe gewoecht, versoecken dat hie contumax verklaert mach worden, und dat in vim contumacie inventaris gemaeckt, und totte voerss. sluetinge geprocedeert sall worden. Und daer (307) beneffens hem, Walminck, angesecht und van wegen des gerichte bevolen mochte worden, om tegens een toecoemende dinxedachgelt offte pande te leeveren ende hier inden gerichte gebracht worden, om alsoe het proces overgesonden ende ordeninge van rechte daerop te verwachten. Protesteren mede van daegelixe oncosten.

* 1600, 12-2: ORA Enschede LG.001.314: Die saecke tusschen die geswoeren setters unde Hermen Walminck, belangende die voldoeninge der sententie tusschen haerluiden geweesen, als dat beclaechde eenen lijflicken eedt doen solde, gelijck hij naevolgende der sententie gepresenteert hefft te sweeren, dat hij niet en wette dat hij haerlueden cleegers gescholden. Wortt byden gerichte uuit merckelick ende erheefflicke oersaecken, uuitgestelt totter wette toe, omme daermede sich te beraeden met rechtzgeleerden, wess deshalven wijders daerinne nae recht und billickheit behoert toe geschien.

* 1600, 3-6: ORA Enschede LG.001.341: Hermen Walminck doet aneichninghe op Hermen Stroinck, Geert Stroinck, Hindrick Stroinck ende Kumne Stroinck.

* 1600, 10-6: ORA Enschede LG.001.343: Wessel ten Hontfelt spreckt an Hermen Walminck voer twelff daler geleent gelt, luit eenes opgerichteden testamentes, soe Johan ten Hontfelt zaliger, die (344) vaeder van voerss. Wessel, in sijn doetbedde op gerichtet hefft, und met den doode bevestiget. Begerende derhalven dat hij betaelinghe van dieselve twelff dlr. doe, offte bewijse als sulx nae lantrecht behoert, mit erlegginge alle oncosten ende schaeden, soe daerop verloepen is ende noch verloepen mochten. Sulx rechtens will cleger tot rechtlicker erkentenisse gestelt hebben. Hermen Walminck en kent cleger niet schuldich.

* 1600, 14-10: ORA Enschede LG.001.374: Erschennen Hermen Walminck, doer sijnen sonne Evert, seggende dat hueden den bestemden rechtdach is, dat Wessel ten Hontfelt, cleger, tegens hem, beclachter, wederomme solde inbrengen. Ende alsoe hij nae drie gedaene aneisschinge selffs in persoene, noch ijemant van sijnent weegen, niet erschennen ende sijnen bestemden rechtdach waergenoemen, versocht vander instantie geabsolveert te worden, ende cleeger in die oncosten gecondemneert, sulx rechtens ...

* 1601, 10-2: ORA Enschede LG.001.401: Hindrick ter Hulsick, als buerknecht bijde Enscheder Essch, verkofft te paele een roet stier beest, weegen der Gemeenen Bueren, affgependet Dijck Hermen. Koeper Geert Evekinck, voer viii keijser gld. Noch verkofft hie te paele, in nhamen als boeven, eenen swarten osse, affgependet Thij Hermen. Koeper Herman Walminck voer viii gld.

* 1612, 6-5: ORA Enschede LG.002.050: Erschenen Harmen Walminck met sijn huisfrouwe Swenne in betrachtunge nemende dat denn minst sekeren en is dan die doedt, unde minst onsekere als die ure desselven, ommen dan alle onlusten toe vermijden unde voorterkommen, so ... nu hare beijden eheluden aff strevent tusschen haren frunden unde erven vereischen mochten hebben soe nafolgende gestelt vichtavong <?> naer <?> van goeden verstanden van haren tsamende goederen die sie (ingev: nu hebben ofte in toekombstigen tijden) nha haren affstervent mochten nalaten nafolgende gestelt willen disponeren daergestelt dat gemelte Walminck unde sijn huisfrouwe Swenna voorsz gegeven hebben hare brijene bheluden dochter Griete unde haren Man Dries Muller also daer penningen alsz soe ehelude voer dato deses tot een koop van het Erve Lasunder verschaten hebben, an haer dochter voorsz unde desselven man (ingev: unde datt ten sunderlinge consideratie dat gemelte Dries Muller unde desselven huisfrouwen haer voorsz olderen mervind <?> frindschap unde dreste briwesen hebben in oren olderen die Kennige oere andere kinderen) denwelcke hem die andere mede erffgenhaemen vrij unde onverspijent sollen laten inholden ende genietten. Desz sollen Dries unde sijn huisfrouwe nae affstervens van vader unde moeder wedder inbrengen (51) driehondert Carolus guldens als hare dochter Griette tot een bruidtschat mede gegeven te gelijck oock den treden ader het harmenbarch tot welcken ende andere goederen, so die wetig eheluden ten dode mochten nalaten, sollen gemelte Dries unde sijn huisfrouwe Griette unde die andere Erffgenhaemen als den mede ten gelijcke ten drelle gaen, verclaerende bij desen gemelte eheluden dit oeren goeden willen toe sijn gelavende hare dochter unde oren Man genoembt die toe staenne wachten unde toe waerenn, Nair ingelijcken sie reciproce oere voorsz olderen gelavet hebben, ten achterfolgen unde naterkomen waertegens die andere erffgenhaemen geen exceptien offte nije lose funden deser contrarie sijnde, sollen hebben toe genieten semper so noedig in meliori forma.

* 1613, 8-6: ORA Enschede LG.002.242: Erschenen Harmen Walminck, krank te bedde leggende, met sijn huisfrouwe Swenne, noch gesont sijnde, den welcke bekent hebben voor den Richter unde gemeende cornoten soo ten huse van Walmink gewesen, woe dat hie oere sonne unde dochter Griette (ingev: Dries) gegeven hebben unde geven met desen voer vuch dant sijnen andere kinderen int geheel ofte pt dess<?> nicht tegen sollen hebben toe zeggen also daer driehondert Carol gulden, so gemelte Walmink hem Dries ende sijn dochter Griette van desen geleegt hebbe, waarmee hie mij wenst hercifet gelavende hem kinderen ein erffelich ende ehwichlik toe staenn unde toe waren in meliori forma.

* 1613, 14-6: ORA Enschede SG.019.407: Geerdt Koepmann Egbers en zijn vrouw Jenne verkoopt in een erffkoop

aan Herman Walminck en zijn vrouw Swenne een gaarden, waarover kennelijk een rente van 14 daler betaald wordt aan de armen des Nijen Gasthuses, die ook nog daarin blijven staan, geeft de genoemde Herman Walmink alsnog de genoemde armes zes daler, zodat nu de somma twintig daler is. Geert Koopman Egberts mag de gaarden gebruiken en moet het pensioen van twintig daler jaarlijks aan de provisoren betalen.

* 1614, 4-7: ORA Enschede SG.019.483: Up anspraecke den Erffg: za: Herman Walminks bedaget unde geëxamineert Johan Oestholt, tueget up den eirsten articull dat hie umtrend 55 jaeren oll si. Den anderden articull tuiget getuich alsoe waer. Den derden articull tuiget getuich also ock waer. Den vierden articull tuiget getuich alsoe waer als hie niet anders ... wete. Den vifften articull bekent getuich durch vuijt waer 't sie. Van denn sestenn articull wete hie niet sine deekugers niet toe tuigenn, onnserckhalven hie voele vuijt si: unnde lader falurest niet all to varcke alhier in die hurke kompt. Up den sevenden secht getuich niet eigent (484)licken daervan te weten, dann wete woll dat daer eene alle ...? Up den achten segt getuich dat hem dann niet rigentlich van n bewust unnde hie niet van wete offte Walminck tsedert in den kercke gewest sij. Up den negendenn articull tuiget getuich dat za: Harmann Walminck voer allinge Jaren tot hum well gesaegt unde gespraecken hebbe, dat hie niet den anderen sten un droncken, dat hun seer wol de gerichte dat Munster gewonnen was und dat hie doe ter Spoelberch all getiert unnde woll plaggen koelde meijke, sluitet darmit denn eedt gevestit 14 dage.

* 1614, 11-7: ORA Enschede SG.019.489: De zaak tussen de erfgenamen van za: Hermans Walmincks en Driess van Lochum wordt geverstit tot de eerstvolgende rechtsdag post regini.

* 1614, 19-9: ORA Enschede SG.019.496: Die erfgenamen van za: Herman Walmink versuecken tegen Dries van Lochem weijl oersaecken sie in oere kundtschappe vercorttett worde noch een maent tides vuijtstellinge. Die Borgermeisteren vergunnen die Erffge: vuirgesz bi decaert Dries werkenn tidt ter noet een Maenndt die vercostenn compenserende

* 1614, 24-10: ORA Enschede SG.019.501: In zaekenn Dries vann Lochum eens ende die Erff van za: Herman Walminks anderdeels up ingelatente protestatiën erkennenn Borgermeisteren voerdaecht dat Clegeren den Beclagedenn geholden sollen sie, die vercoftenn derstenn dach achtedag gedaen, tot taxatie van de moderatie toe aenleggen, nicht tegenstannde dat den ... alhier gien Recht geholden ist, daarmit .. Protestatie affslaende, Unde dat Clegere in gegre.. duplicck bethonne geacceptiert twerden, unde ses Beclagede vann tegens tseggen, dat hun behoerlicke tidt behoere vergundt te wordden.

* 1616, 18-6: ORA Enschede LG.003.236: Eodem secht Harmen ten Varwijck geëxhibeert zeeker interrogatorian op Harman ten Groten Varwick met Swenne Walminck

* 1616, 25-6: ORA Enschede LG.003.240: Erschenen Brinck Geert noch verhaelende wie dat zalige Herman Walmink unde zalige Gert ten Eppinkhove sijn (vader zaliger?) hebben vercofft hebbe sijn kotte <genaamd> die Holkes kotte, alwart die Cleger van den Rentmeister {etc]: een onnavolgbare en langdradige akte waarin deze Geert de nakomelingen van hun ouders, te weten Willem Walminck en Geert ten Lippinckhave, aanspreekt, maar niet duidelijk is waarom en hoe. (242) Willem Walminck en Geert Lippenckhoff zeggen niet te weten hoe ze moeten reageren, omdat het een zaak van hun overleden ouders betreft.

* 1616, 30-7: ORA Enschede LG.003.258: Geert ten Brincke zegt (als ik het goed begrijp) dat Herman Walminck en Geert ten Lippinckhave senior aan Geerts vader Geert ten Hoffstede de Holkeskotte in gebruik heeft gegeven, wat hij met gezegelde brieven kan staven, en hij wil dat dat vervolgd wordt.

* 1616, 26-9: ORA Enschede LG.003.280: Erschenen Willem Walmink wuth den nhamen sijnnes Moeder unde secht woe dat Trine van Lochum alhijr gerichtlichen bekent dat sie Walmink zal: schuldich is sestenhalven daeller herkommende van een paart welke penningen sie verdich is dat hen en dat bije mogen hedefalcient worde, sulx geschiett sijnde willen sie die reste betaellen

* 1617, 7-1: ORA Enschede LG.004.014: Wilhelm Walmink, Geert Engerkinck unde Egbert ten Verwoolde als succeseren van zalige Harmen Walmink sprecken aen Pellegrim Kost (alhijr dorch beste ter vechte getagen) voer die summa van 27 dal luidt eene vermoge een obligatie alhijr Judiciliter vertoont diewelcke beclaegte geanguefciert tot goeden rekeninge wertz voer allen onkosten hunder unde schaden. Pellegrim Kost wordt van den Clegeren 14 dage tijdt vergunt unde dieselve heeft die schult bekent.

* 1617, 21-1: ORA Enschede LG.004.017: Erschenenn Willem Walmink in nhaemen sijnnes Moeders Swenne Walminck unde secht up die avergegeven anspraecke van Pellegrim Kost als onbewesen, dat sie den selven nicht schuldich kennen, waer na allene him sulks en vrechte genoechsame bewijse (018). Wilhelm Walminck cum consortis doen oer verwin op Pellegrim Kost, vermoge oer dedane anspraecke.

* 1617 2-5: ORA Enschede SG.019.723: schepen geven aan wie dat vergangene dage Pelgerim Kost voor hen verschenen was en heeft aldaar gerichtlich bekande voor dat hie den erffg van za: Herman Walminck schuldich was die summa van 29 daler à dertig stuivers 't stuck, welcke summa Geert Engerkinck enne sinne huisfrouw als een dochter vann za: Herman Walminck hun erffdeilinge to deele gefallen is, also Pelgrim hem die hgemelte penningen tot betaelen, wil dat graag doen in een eerlijk jaarlijks pension, met als onderpand Pelgrims gaerden voor de Eschpoort

* 1617, 6-5: ORA Enschede LG.004.067: al in 1577 heeft Herman Stroinck 230 daler geleend van Herman Walminck en zijn vrouw Swenna Walminck, blijkens een gerichtelijk gezegelde en door wijlen richter Machario Pinninck ondertekende brief, tot Enschede. Herman Stroinck verklaart zijn za: zuster Kunne schuldig te zijn gebleven 30 daler, maar die was ze schuldig aan haar broer Hendrik, terwijl Herman ook 20 daler aan Hendrik schuldig is. Hendrik heeft de erfgenamen Walminck de schuld afgelost.

* 1617, 7-7: Willem Walmink treedt op als erfgenaam van za; Herman Walmink

* 1621, 13-3: ORA Enschede LG.005.0092: Erschennen Engelbert Woolderick unde Engerkinck unde hebben gerichtelich getransportert eennen breeff gepassert unde bezegelt van den richter Michorius Pennink in dato 1577 den 13. November afspreckende ter somma van 200 daeller slaende op Herman Walmink offte sijnnen erven, horen luden als erffgenhaemen van zalige Herman Walmink angeervdet an handen Henderick Strodinck, Harmen unde Geert bedanckende hem desfals goede betaelunge. Also dat sie na dato deses dare niett miste an wachten noch waeren toe wesen, dit alles na luidt eennnes verdraages zedele darfan opgerichtet in dato 1613 den 1en Maij, alhijr in den gerichte vertoont.


kind 1: Evert Walmink

filiatie: bewezen door akte van 14-10-1600

* 1600, 14-10: ORA Enschede LG.001.373: Evert Walminck spreckt an Gerlich Holscher voer een mudde roggen ende voer schult tot reckeninge, contumax. (374) Erschennen Hermen Walminck, doer sijnen sonne Evert, seggende dat hueden den bestemden rechtdach is, dat Wessel ten Hontfelt, cleger, tegens hem, beclachter, wederomme solde inbrengen. Ende alsoe hij nae drie gedaene aneisschinge selffs in persoene, noch ijemant van sijnent weegen, niet erschennen ende sijnen bestemden rechtdach waergenoemen, versocht vander instantie geabsolveert te worden, ende cleeger in die oncosten gecondemneert, sulx rechtens


kind 3: Willem Walminck

filiatie: bewezen door aktes 21-1-1617 en 4-7-1643

* 1616, 26-9: ORA Enschede LG.003.280: Erschenen Willem Walmink wuth den nhamen sijnnes Moeder unde secht woe dat Trine van Lochum alhijr gerichtlichen bekent dat sie Walmink zal: schuldich is sestenhalven daeller herkommende van een paart welke penningen sie verdich is dat hen en dat bije mogen hedefalcient worde, sulx geschiett sijnde willen sie die reste betaellen

* 1617, 7-1: ORA Enschede LG.004.014: Wilhelm Walmink, Geert Engerkinck unde Egbert ten Verwoolde als succeseren van zalige Harmen Walmink sprecken aen Pellegrim Kost (alhijr dorch beste ter vechte getagen) voer die summa van 27 dal luidt eene vermoge een obligatie alhijr Judiciliter vertoont diewelcke beclaegte geanguefciert tot goeden rekeninge wertz voer allen onkosten hunder unde schaden. Pellegrim Kost wordt van den Clegeren 14 dage tijdt vergunt unde dieselve heeft die schult bekent.

* 1617, 21-1: ORA Enschede LG.004.017: Erschenenn Willem Walmink in nhaemen sijnnes Moeders Swenne Walminck unde secht up die avergegeven anspraecke van Pellegrim Kost als onbewesen, dat sie den selven nicht schuldich kennen, waer na allene him sulks en vrechte genoechsame bewijse (018). Wilhelm Walminck cum consortis doen oer verwin op Pellegrim kost, vermoge oer dedane anspraecke.

* 1617, 7-7: Willem Walmink treedt op als erfgenaam van za; Herman Walmink

* 1643, 4-7: ORA Enschede LG.037.0126v: Jan van Lochem, uijt namen sijnes ooms Willem Walminck verkocht alhier gerichtelijk een stucke gersten in de gaerden, een stucke haeveren en een stucke weijten item 't gewas in die maete rondom Jan Oldendaeler huis liggende, denselven toebehorende, volgens erholdene recht, voor 10 daler.

* 1644, 27-3: ORA Enschede LG.037.261v: Op verzoek van Geert Engerkinck, anders genaamd Verwoolde, worden enkele mensen ondervraagd, waaronder Willem Walminck, die beweert bijna 50 jaar oud te zijn.

kind 4 dochter (Anna, Trina)

* 1600, 6-5: ORA Enschede LG.001.333: getuigenis sen op verzoek van Geert Engerkinck. Geert was aan het eggen, toen de stiefzoon van Herman ten Dijcke, ook Geert genaamd, op Engerkinck af kwam om te informeren over de wolvenjacht. Beiden Geerten kregen ruzie. Niet helemaal duidelijk is waarover. "... off mijn vader een ... verovert hefft, dat du ... salst", zei de stiefzoon Ten Dijke, daerop dat Geert Engerkinck gesacht "Dijn moeder onterfert?, die duvel vaerdij int lijff", ende dat Hermens sonne daerop wat van Walminck gesacht, dan en weet niet wattes gewest sij, hadde Geert Engerkinck geantwoert "Gae hen, dijn oem hanget an die galgen". Vervolgens schijnt Hermans stiefzoon een "kuesse" op de rug van Geert Engerkinck in tweeën geslagen te hebben.

* 1617, 18-2: ORA Enschede LG.004.032: Woolderinck en Geert Engerkinck hebben hun zwager Andries van Lochem gemachtigd om 200 daler plus interest te incasseren die de bewoners en gebruikers van het erve Strodinck al op 12-11-1577 aan Walminck schuldig was.

* 1617, 25-3: ORA Enschede LG.004.047b (te vinden op scan 047): verschenen de broers en zusters die erfgenamen zijn van godzaliger Geert en Jenneken Engerkinck, te weten; Geert Engerkinck en zijn vrouw Trina (?, juist deze naam is slecht leesbaar; Anna?), Hendrick ten Hornhave met zijn vrouw Beerte Engerkinck, Johan ten Sprake en zijn vrouw Griete Engerkinck als ook de jonge Johan Engerkinck als halfbroer

* 1617, 2-5: ORA Enschede SG.019.723: schepen geven aan wie dat vergangene dage Pelgerim Kost voor hen verschenen was en heeft aldaar gerichtlich bekande voor dat hie den erffg van za: Herman Walminck schuldich was die summa van 29 daler à dertig stuivers 't stuck, welcke summa Geert Engerkinck enne sinne huisfrouw als een dochter vann za: Herman Walminck hun erffdeilinge to deele gefallen is, also Pelgrim hem die hgemelte penningen tot betaelen, wil dat graag doen in een eerlijk jaarlijks pension, met als onderpand Pelgrims gaerden voor de Eschpoort

* 1618, 27-9: ORA Enschede LG.004.334: hier gaat het over, onder andere, een erfenis van Geert Engerkinck, en zijn weduwe Anna, die inmiddels hertrouwd is met Albert Segelinck. (dit moet iemand anders betreffen, omdat "Engerkinck" in 1621 optreedt namens de erven Herman Walmink.

* 1621, 13-3: ORA Enschede LG.005.092: Erschennen Engelbert Woolderick unde Engerkinck unde hebben gerichtelich getransportert eennen breeff gepassert unde bezegelt van den richter Michorius Pennink in dato 1517 den 13. November afspreckende ter somma van 200 daeller slaende op Herman Walmink offte sijnnen erven, horen luden als erffgenhaemen van zalige Herman Walmink angeervdet an handen Henderick Strodinck, Harmen unde Geert bedanckende hem desfals goede betaelunge. Also dat sie na dato deses dare niett miste an wachten noch waeren toe wesen, dit alles na luidt eennnes verdraages zedele darfan opgerichtet in dato 1613 den 1en Maij, alhijr in den gerichte vertoont.

* 1644, 27-3: ORA Enschede LG.037.261v: Op verzoek van Geert Engerkinck, anders genaamd Verwoolde, worden twee mensen ondervraagd, waaronder Willem Walminck, die beweert bijna 50 jaar oud te zijn. Vraag: klopt het dat de beide producenten (de andere is Hendrick ter Spolberch, ongeveer 50 jaar) ooms zijn van wijlen de moeder van Geert Engerkinck, de ene van moederszijde, de ander van vaderszijde en beide dus oudooms van Geert? Hendrik ter Spolbergh zegt ja: "olde van 's moeders sijt", Willem Walmink zegt: ja, "oome van producents zalige moeders vaeders zijde".

De rest van de acte is dan erg interessant: Is wijlen Geert E.'s moeder als oudste dochter op 't erve Verwoolde geboren, terwijl wijlen zijn vader Wennemaer Engerkinck met diezelve op 't erve Verwoolde getrouwd is, en als bruidegom tijdens het leven van Geert E.' bestevaer en bestemoer daar is opgebracht en ingeluid, "naer costuijme van huijsluijde"? Ja, dat klopt. En zijn zowel de ouders van Geert E. als de grootouders van Geert E. ongeveer drie jaar na dat huwelijk overleden, achterlatende hem alleen met zijn mede zusters tot vier in 't getal? Ja, dat klopt. En heeft Geert E. dan volgens d'usance van 't landt aanspraak aan 't erve Verwoolde ofte ploegesdeel of bouwrecht zoals het wordt genoemd? Ja, volgens de costume deeses Lands heeft hij het bouwrecht, ook al was hij destijds maar een jaar of 2 oud. En het is logisch dat hij dat recht vanwege zijn jeugd niet kon uitoefenen. Klopt het dat zij, als mombers over de onmondige kinderen, hebben goedgevonden dat de man van zijn moeders zuster (Johan ter Spolberch, nu Verwoold genaamd) het Verwoold provisioneel mocht bebouwen, zolang Geert E. nog zo jong was? En is hij niet opgevoed door de familie van zijn vader, terwijl hij van de familie van zijn moeder geen ander inkomen heeft gekregen dan de rente op zijn erfdeel, zijnde een kwart van de erfenis? Ja, dat klopt.


kind 5: dochter

* 1598, 3-5: ORA Enschede LG.001.082: Verners verclaert hie, getuich, dat hie vann sinenn genomtenn vader za. oick woll gehoert hadde, dat der stadt hierbevoerens vann za. Jan Woelderinck eenn stucke landes gebutet hadde, tot profite denn Hellewech. Slutet daermit sin getuichnisse. Desselvenn gelickenn bedaget unnd vlitich geëxaminiert Engelbert Woelderinck, die derde getuich, olt ummentrindt 40 jarenn, tuiget up anspraecke vuirg., dat hie vann sinenn za. vader woll hefft hoeren seggenn, dat die borgers vuirg. die halve Glaenner brugge unnde den Hellewech mit dat hecke behoeren 't maeckenn, unnd tuiget oick dat sin za. vader woll gesacht hadde, dat sin groete vader vann oer erve eenn stucke landes liggenn hadde laetenn, und mit den stadtt verbutet hadde tot denn gemelten Hellewech. Slutet daermit sin getuichnisse.

* 1614, 8-2: ORA Enschede LG.002.368: Erschennen Engelbert Woolderink unde heft gerechtelichen geëxhibeert zeecker schriffteliche in...getering op Johan ten Dijke unde Geert Evekink werup <?> dieselve urzake <?> dat die mogen geexamineert unde oeren Eedt daer u..tz op toe doenne moge worden. Eodem hebben voorsz: getugen hoere Eedt in forma ge...

* 1621, 13-3: ORA Enschede LG.005.092: Erschennen Engelbert Woolderick unde Engerkinck unde hebben gerichtelich getransportert eennen breeff gepassert unde bezegelt van den richter Michorius Pennink in dato 1517 den 13. November afspreckende ter somma van 200 daeller slaende op Herman Walmink offte sijnnen erven, horen luden als erffgenhaemen van zalige Herman Walmink angeervdet an handen Henderick Strodinck, Harmen unde Geert bedanckende hem desfals goede betaelunge. Also dat sie na dato deses dare niett miste an wachten noch waeren toe wesen, dit alles na luidt eennnes verdraages zedele darfan opgerichtet in dato 1613 den 1en Maij, alhijr in den gerichte vertoont.


openstaande vragen / discussie


Andries van Lochems zwagers heten Woolderink en Geert Engerkinck (1617) en Verwoolt (1621). In 1617 (LG.004.014) treden Wilhelm Walmink (nomine matris Swenna Walminck in een eis tegen wijlen Harmen ten Verwoolde) Geert Engerkink en Engelbert ten Verwoolde op namens wijlen Herman Walmink.

* 1598, 16-5: ORA Enschede LG.001.89: Opnieuw een ondervraging over het wegenonderhoud. Ditmaal wordt Hermen Wilminck ondervraag: de man is al 70 jaar oud! [Er zijn meer mensen die Wilmink heten, Lambert en Johan, maar dit is de enige Herman. Dat juist hij ondervraagd wordt over de wegen in de Enschedeër Esch moet wel betekenen dat Walmink en Wilmink door elkaar gebruikt worden voor dezelfde persoon. In dat geval is er dus een generatie (of zelfs twee generaties) vóór 'onze' Herman Walminck ook iemand die zo heet: zijn vader of grootvader?