PARENTEEL TEN CATE IV.y Henriette van Cleeff

Henriëtte van Cleeff

ouders: Laurens van Cleeff jr en Johanna ten Cate Hoedemaker

geboren: Huizinge (gem. Middelstum) 22-8-1851,

gedoopt: doopsgezind

overleden: Delft 18-12-1903 (akte nr. 581),

begraven: Delft, begraafplaats "Jaffa"

beroep:

woonplaats / adres:

relatie: trouwt Uithuizen 3-2-1888

Ir. Hendrik Willem Jan van Otterbeek Bastiaans,

ouders: Hendrik Gerhard van Otterbeek Bastiaans en Tonia Christina ten Hove

geboren: Deventer 18-11-1855,

gedoopt: (Ned. Hervormd,)

overleden: Voorburg 2-2-1925,

begraven: Delft, begraafplaats "Jaffa"

beroep: Inspecteur-onderdirecteur Gasfabriek Utrecht, luciferfabrikant in Apeldoorn en Eindhoven, ingenieur bij de Gist en Spiritusfabriek van Van Marken in Delft, secretaris van het departement Delft van de Ned. Maatschappij ter bevordering van de Nijverheid

woonplaats / adres: Deventer (1888), Apeldoorn (1889), Eindhoven (Dommelstraat 1066: 1889-1893), Kleef (1893-?), Delft (1901), Den Haag (Hoefkade 1a: 1904), Voorburg (Westeinde 56: 1925)

Het huwelijk was kinderloos

Henriëtte van Cleeff (1851-1903)

bron: mijnstadmijndorp.nl album Stroink

Lucifers uit de fabriek van Van Otterbeek Bastiaans & Co.

biografische aantekeningen

In 1882 kocht Rudolf Abraham van Otterbeek Bastiaans de gloednieuwe luciferfabriek 'De Ooievaar', die F. de Leeuw in 1881 in Deventer was gestart. Dat was een gok, want Van Otterbeek Abrahams was eigenlijk geen fabrikant, maar dreef met zijn vader een detailhandel in kruidenierswaren. Misschien is het daarom dat Rudolf de fabriek overliet aan zijn meer technisch onderlegde broer Hendrik Willem Jan, en hij weer winkelier werd - hij verkocht onder andere thee en koekjes - en zich intensief bemoeide met het sociale, maar vooral het muzikale leven in Deventer.

De Ooievaar is een van de oudste luciferfabrieken in Nederland. Op 5 december 1882 brak er brand uit in de fabriek; het binnengedeelte, waar de lucifers gedroogd worden, is gedeeltelijk uitgebrand. Vanaf 1883 werd de fabriek gedreven door Van Otterbeek Bastiaans en Coldeweij, aldus de Stichting S & D, de verzamelaars van lucifers-etiketten in Nederland. R. van Otterbeek Bastiaans en J.A. Coldeweij kenden elkaar uit Deventer: ze waren allebei commissaris van de muziekschool.

Wanneer Hendrik van Otterbeek Bastiaans de fabriek van zijn broer overnam is niet bekend. Eerder, in 1878 toen Hendrik kennelijk zijn rekeningen niet meer kon betalen, was Rudolf Abraham van Otterbeek Bastiaans al eens voor hem in de bres gesprongen, en nu bood hij hem de opstap naar een glanzende carrière. In 1887, na een kartel-afspraak tussen de vier luciferfabrikanten van ons land, is De Ooievaar gesloten, en werd H.W.J. van Otterbeek Bastiaans directeur van de lucifer-fabriek in Apeldoorn, onderdeel van de nieuwe Vereenigde Nederlandsche Luciferfabrieken. Twee jaar later werd Hendrik Willem Jan door de commissarissen zelfs aangesteld als directeur van de fabrieken van Eindhoven en Apeldoorn.

In 1889 ontstaat er, door het bezoek van de gezondheidsinspectie aan de slaapvertrekken van fabrieksmeisjes, enige beroering: de minderjarige meisjes moeten met z'n vieren in een bed slapen, ze hebben te weinig dek en het is in de schuur die ze huren niet hygiënisch. Directeur Hendrik W.J. van Otterbeek Bastiaans is niet rechtstreeks verantwoordelijk voor die situatie, maar hij bagatelliseert in de krant de ernst ervan. Volgens 't Sociaal Weekblad neemt hij zijn verantwoordelijkheid niet, door bij de verhuurder van de slaapruimte, die ook zijn werknemer is, niet veel krachtiger aan te dringen op verbetering.

De lucifers van R. van Otterbeek Bastiaans zijn onder nr. 801 tentoongesteld op de Wereldtentoonstelling in Amsterdam van 1883.

Voor Otterbeek Bastiaans kwam er aan het eind van de eeuw ook een eind aan zijn fabrikantschap. Hij trad in dienst bij de Delftse Calvé-fabrieken van Van Marken, en begon tegelijkertijd een eigen technisch bureau.

Zie voor overige, sappige, biografische details de necrologie in De Ingenieur, hieronder bij de bronnen vermeld.

Volgens het foto-bijschrift in het foto-album Stroink waren Henriëtte van Cleeff en Hendrik Bastiaans 12,5 jaar verloofd, voordat ze trouwden.

bronnen

* 1878, 25-10: Delftsche Courant: "Zij, die wat te vorderen hebben van H. W. J. VAN OTTERBEEK BASTIAANS worden verzocht hunne rekeningen op te zenden aan het adres van den Heer R. A. VAN OTTERBEEK BASTIAANS, Keizerstraat , Deventer."

* 1880, 27-5: Prov. Overijsselsche en Zwolsche Crt: "Men deelt aan het Utr. Dagbl. mede, dat, ter vervanging van den heer J. J. Mollema, tot inspecteur-onderdirecteur der gasfabriek te Utrecht is benoemd de heer H. W. J. van Otterbeek Bastiaans, technoloog uit Deventer. Hij zal met 1 Juni a.s. zijn betrekking aanvaarden."

* 1883, 16-5: De Amsterdammer: H.W.J. van Otterbeek Bastiaans, thans sergeant-titulair bij de rustende schutterij van Deventer is bevorderd tot 2e luitenant. In oktober 1885 volgt zijn bevordering tot 1e luitenant. Zijn broer, Rudolf Abraham, was een jaar of vijf majoor-commandant, de hoogste functionaris, van die schutterij. Hij vroeg in december 1885 bij de koning ontslag, en droeg het commando over aan J.A. Coldeweij, die tevens zijn zakenpartner was. In februari 1887 werd Coldeweij en tevens H.W.J. Otterbeek Bastiaans eervol ontslag verleend.

* 1887, 25-10: Prov. Overijsselsche en Zwolsche Crt: Tengevolge van een contract, gesloten tusschen de Nederlandsehe luciferfabrikanten, waarbij bepaald is dat slechts drie fabrieken te Eindhoven, Amersfoort en Apeldoorn, zullen in werking-blijven, wordt de luciferfabriek [in Deventer] gesloten en is de exploitant, de heer W. van Otterbeek Bastiaans, benoemd tot directeur der fabriek te Apeldoorn. Reeds is op de statuten de koninklijke bewilliging aangevraagd.

* 1887, 29-10: Apeldoornse Crt: Tusschen de Nederlandsche Lucifersfabrikanten zal vermoedelijk een contract gesloten worden, met het doel de fabrieken te Amersfoort, Apeldoorn en Eindhoven te exploiteeren, en daarentegen die te Deventer te sluiten. De heer C. E. E. Fromberg, Directeur der Apeldoornsche Lueifersbriek. zal alsdan waarschijnlijk door den heer W. van Otterbeek Bastiaans; van Deventer, vervangen word er. Het bericht, door de dagbladen verspreid, als zou het bovenstaande reeds een voldongen feit zijn, is voorbarig.

* 1888, 18-1: Prov. Overijsselsche en Zwolsche Crt: Apeldoorn , 14 Jan. De heer W. van Otterbeek Bastiaans, nieuw benoemd directeur der lucifersfabriek alhier, aanvaardde heden zijn betrekking. De fabriek had een week stilgestaan. Het volle loon werd desniettemin aan de talrijke arbeiders uitbetaald.

* 1888, 7-2: Nieuws van dden Dag: Getrouwd: HENRIETTE VAN CLEEFF, van Uithuizen, en HENDERIK WILLEM JAN VAN OTTERBEEK BASTIAANS, van Deventer. Uithuizen, 3 Febr. 1888. Eenige en algemeene kennisgeving.

* 1888, 27-3: Staatscourant: de oprichtingsakte van de NV Vereenigde Nederlandsche Lucifersfabrieken te Amsterdam. Tot de vijf oprichters-partijen behoren ook de Deventers Jacobus Albertus Coldewij, lucifersfabrikant, en Hendrik Willem Jan van Otterbeek Bastiaans, civiel-ingenieur. (... In de vennootschap worden ingebracht: door de hh. C. H F. Mennen, A. S. C. Vissers en E. Keunen de Lucifersfabrieken te Eindhoven; door de hh. C. E. E. Fvomberg, W. D. J. van Hoytema, D. van Hoytema en G. G. G. Canter Cremers de lucifersfabriek te Apeldoorn ; door de hh. J. B. Beuker en C. J. van Doom die te Amersfoort; door de hh. J. A. Coldewey en H. J. W. van Otterbeek Bastiaans die te Deventer. Voor deze vier fabrieken ontvangen de betrokkenen gezamenlijk 374 aandeelen van duizend gulden. De overige 26 gewone aandeelen moeten binnen 5 jaar afgelost zijn....)

* 1889, 22-5: Nws van den Dag: Commissarissen van de naamlooze vennootschap: „De Vereenigde Nederlandsche Luciferfabrieken" hebben tot technisch directeur der fabrieken te Apeldoorn en te Eindhoven benoemd: den Heer H. W. J. van Otterbeek Bastiaans.

* 1889, 29-7: Prov. Overijsselsche en Zwolsche Crt: Onlangs werd in 't verslag van den geneeskundigen inspecteur in Gelderland en Utrecht de aandacht gevestigd op een min gunstigen toestand wat betreft de verpleging van het jeugdig personeel, werkzaam aan de lucifersfabriek te Apeldoorn. Thans geeft de heer H. W. J. van Otterbeek Bastiaans, directeur der fabriek, eenige toelichting tot de min gunstige feiten, door den inspecteur vermeld. Hij wijst er op dat het jeugdig personeel meestal afkomstig is uit Epe en omliggende gemeenten en dus te ver van huis is om dagelijks derwaarts te gaan, waarom de jongens in kosthuizen slapen, terwijl de meisjes in een kamer met een schuur onder dak zijn gebracht, welke aan een der fabriekopzichters behooren. De kamer is 5 meter lang en 4.60 meter breed, en bevat twee bedsteden. De schuur is lang 9 meter en breed 5.20 meter; hierin staan negen houten kribben, lang 1.64 meter en breed 1.25 meter, waarvan elk bevat: los stroo, waarop een linnen zak, met haksel gevuld; over den zak is een onderlaken gespreid, waarop een peluw, eveneens met haksel gevuld, en kussens. Tot dekking heeft elke krib éen laken, een molton en éen wollen deken; enkele kribben ook twee van laatstgenoemde soort. In deze elf legersteden slapen op het oogenblik 28 meisjes, terwijl in den afgeloopen winter het grootste aantal 36 bedroeg; zoodat in het laatste geval dus acht kribben drie, en drie kribben vier meisjes bevatten, terwijl thans in zes kribben drie, en in vijf kribben twee meisjes slapen. Het zeggen van den inspecteur, dat „zij den nacht met vieren in één zoogenaamde legerstede passeerden," is dus wel wat overdreven. Het stroo wordt tweemaal per jaar vernieuwd, wat bij den boerenstand aldaar overal gewoonte is. De opzichter heeft de kinderen met strenge koude verscheiden malen gevraagd, of ze warm genoeg lagen, waarop hij steeds een bevestigend antwoord heeft gekregen; zoodat de uitdrukking „zeer schrale dekking" minstens overdreven is. 's Winters wordt er in de kamer gestookt; de brandstof daarvoor wordt door den opzichter verstrekt, die voor huur, ligging en steenkolen f 0.10 's weeks per meisje ontvangt. De zindelijkheid liet op den dag, dat de inspecteur de fabriek bezocht, te wenschen over; maar daarvoor was een reden. Het begin van den werktijd was juist dien morgen, wegens meerdere werkzaamheden, één uur vroeger gesteld, zoodat de meisjes zich versliepen en geen tijd hadden om hun slaapplaats in orde te brengen, waardoor het er slordig, en door het morsen met waschwater onzindelijk uitzag. De heer v. O. B. is echter overtuigd, dat dit een uitzondering is geweest, die de inspecteur toevallig getroffen heeft, daar hij later altijd de inrichting ordelijk en zindelijk heeft bevonden. Bovendien zijn de meisjes te proper, om zich met een onzindelijke slaapplaats tevreden te willen stellen. De heer v. O. B. erkent echter gaarne dat verbeteringen wenschelijk zijn en hij heeft getracht ze te verkrijgen maar hij is daarbij afgestuit op 't bezwaar der kosten. De eigenaar van de schuur is wel geneigd iets te doen, maar indien hij meerdere kosten moet maken, verhuurt hij de schuur liever niet, omdat de opbrengst dan te gering is. De redactie van 't Sociaal Weekblad meent dat er na de gegeven toelichting nog wel degelijk twijfel blijft bestaan aan de doelmatigheid der inrichting. Voorts is het blad van oordeel dat de directeur zijn ongeschreven plicht schendt, wanneer hij zich niet verantwoordelijk gevoeld voor het onderkomen der jeugdige werksters en dat is blijkbaar hier het geval, want hij heeft het bij een poging tot verbetering en een aansporing aan den eigenaar van de schuur gelaten.

* 1894, 27-6: weekblad De Nijverheid, jaarverslag over 1893: Voorts kwamen van het kleine aantal medewerkers slechts weinige bijdragen in; met uitzondering van den heer Mr. J H. Boudewijnse, die ons geregeld van copy voor de rubriek Rechtspraak voorzag en de heer H. W. J. van Otterbeek Bastiaans, die enkele belangrijke artikelen leverde, mocht de redactie van de andere heeren slechts nu en dan enkele regelen ontvangen.

* 1899, 9-2: Arnhemsche Courant: Tot ingenieur aan de [Gist- en Spiritus-]fabriek van den heer van Marken te Delft is benoemd de heer H. W. J. van Otterbeek Bastiaans, te Apeldoorn.

* 1904, 14-5: De Ingenieur: * Het Technisch Bureau van H. W. J. van Otterbeek Bastiaans, technoloog, is verplaatst van Delft naar 's-Gravenhage, Hoefkade Ia.

* 1925, 3-2: NRC: Heden overleed in het Ziekenhuis Antonius Hoeve te Voorburg na een korte ongesteldheid, onze trouwe en brave vriend, Ir. H. W. J. VAN OTTERBEEK BASTIAANS. Den Haag, W. J. BIERENS DE HAAN. J. VAN DUSSELDORP. H. C. VAN MENS. SICCO R. SMIT. W. A. P. F. L. STORM VAN 'S GRAVEZANDE. Apeldoorn, Jhr. K. W. DE JONGE. 2 Februari 1923. (NB: Storm van 's-Gravesande was een klasgenoot van Van Otterbeek Bastiaans: ze haalden allebei in augustus 1874 hun HBS examen).

* 1925, 5-2: Alg. Handelsblad: Heden overleed in het ziekenhuis Antonius-Hove te Voorburg na eene korte ongesteldheid zacht en kalm onze beste Oom H. W. J. VAN OTTERBEEK BASTIAANS, in den ouderdom van 69 jaren. Uit aller naam: Amsterdam, Dr. A. J. VAN PESCH. Voorburg, 2 Februari 1925. Westeinde 56.

* 1925, 28-3: De Ingenieur: Ter herdenking. Ir. H. W. J. van Otterbeek Bastiaans. Als een zijner oudste vrienden zij het mij vergund eenige momenten aan te stippen uit het afgeloopen leven van een onvermoeid werkzamen man.

Hendrik Willem Jan van Otterbeek Bastiaans werd den 18den November 1855 te Deventer geboren. Na in zijn geboortestad de H. B. S. te hebben afgeloopen, kwam hij in 1874 op de Polytechnische School te Delft aan, welke hij in 1875 met een diploma van technoloog (chem. ing.) verliet. Spoedig was hij werkzaam in de oliefabricage der firma Noury & Van der Lande, eerst in Deventer, later in Kleef. In dezelfde richting werkte hij voort te Aarhuus in Denemarken. Daarna ging hij zich toeleggen op de lucifersfabricage en werd directeur der lucifersfabrieken in Deventer, Apeldoorn I en later bij de Vereenigde Lucifersfabrieken te Eindhoven.

Intusschen was hij in het huwelijk getreden met Henriëtte van Cleeff. Omstreeks 1898 vertoonde hij zich aan de Oliefabrieken Calvé-Delft, om daar een door hem uitgevonden procédé toe te passen, waardoor het rendement aan olie bij de uitpersing belangrijk toenam, jaren lang trok hij profijt van het contract met genoemde fabrieken, terwijl hij daarbij een Technisch Bureau te Delft kon oprichten. Zijn Bureau vertegenwoordigde o. a. de overbekende Piedboeuf voor stoomketels, en Schwörer voor stoomoververhitters.

Een harde slag was het in dien tijd voor hem zijn trouwe echtgenoote door den dood te moeten verliezen. Zij liet hem geen kinderen na.

In 1904 aanvaardde hij het aanbod om mede-directeur te worden van de glasfabriek „Leerdam". Na eenigen tijd evenwel verliet hij Leerdam om zich met zijn Technisch Bureau te Amsterdam te vestigen. In de oproerige Novemberdagen van 1918 sloot hij zich aan als 1e luitenant bij den Landstorm in Amsterdam. Met zijn manschappen lag hij in het Paleis voor Volksvlijt, steeds gereed om mogelijke opstootjes te helpen onderdrukken. Teekenend, maar onverstandig van hem, was het, dat hij zich in die dagen geen tijd gunde om behoorlijk te eten en te slapen. Zijn oververmoeidheid wreekte zich dan ook bij een zakenbezoek le Maastricht.

Toen zijn geschokt zenuwgestel weer hersteld was, trok hij met zijn Bureau naar Voorburg. Sedert 1920 wijdde hij zich weer aan de luciferfabricage. Als adviseerend chemisch ingenieur bracht hij ruim 1 1/2 jaar door in Polen, Hongarije, Roemenië, Engeland, doch voornamelijk in Czecho-Slovakije, waar hij talrijke luciferfabrieken, wier fabrikaat te wenschen overliet, op dreef hielp. Ten slotte werd hij benoemd tot adviseerend chemisch ingenieur der bekende groote Amerikaansch-Zweedsche Lucifer-Trust.

Sedert bleef hij in Voorburg wonen. Hij werkte er steeds door om de fabricage te verbeteren, o. a. door de vuurhoutjes bestand te doen zijn tegen vocht. Juist bij het slagen zijner onderzoekingen en proeven werd hij plotseling aangegrepen door een heftige longontsteking, die zijn krachtig gestel in weinige dagen sloopte. Den 2den Februari 1925 verliet hij het aardsche leven. Op „Jaffa" bij Delft werd hij ter aarde besteld, in het graf, waarin zijn echtgenoote rustte.

Zijn groote werklust, zijn hartelijke, trouwe vriendschap en zijn rechtschapenheid blijven onvergetelijk voor de talrijke vrienden, die hij achterliet. Ir. W. J. Bierens de Haan.

Zie over de Luciferfabriek De Ooievaar nog het artikel in het Jaarboek Deventer 2009:

Openstaande vragen / discussie