Zeemansklacht
Refrein:
Hijs de zeilen gezwind, want mijn vrouw wil een kind,
En mijn zeemansbestaan moet ik staken.
Zeil dus uit met die vracht,
Als een dief in de nacht.
Voor ik nooit meer een zeereis zal maken.
Solo
Ik ben maar drie weken thuis, dan weer in de kombuis,
Of een kroeg aan de rand van de haven.
Ik heb een liefje of tien, wil je ze af en toe zien,
Voor wat troost, of mijn dorst bij te laven.
Mijn vrouw wacht heel trouw, zegt ze: ik hou van jou,
Waarom zou je niet steeds bij mij blijven.
Zoek een baan aan de wal, zeg ik: doe niet zo mal,
‘K zal iedere maand of zo schrijven.
Refrein:
Solo
Legt het schip aan van zee, wacht mijn vrouw aan de ree,
Ze weet hoe ze mijn hart moet verwarmen.
Ben ik eenmaal gedrost, is mijn plunje gelost,
Lig ik vast in de greep van haar armen.
Ik ben sterk in mijn vak, maar ja mannen zijn zwak,
En ze legt me volmaakt in de watjes.
Vraagt ze: bleef je me trouw, zeg ik: ja lieve vrouw,
Want ik blijf trouw aan al mijn elf schatjes.
Refrein:
Solo
Nu wil zij een gezin, maar ik trap er niet in,
Want een zeeman geeft enkel om water.
Nooit mijn liefjes meer zien, nee, niet een van de tien,
Wordt mijn dood, mensen, vroeger of later.
Ja ik zie het nu al: ze wil mij aan de wal,
Wil me binden aan handen en voeten.
En dit is nu mijn klacht: ik wil niet thuis dag en nacht,
Maar ik vrees dat ik toch wel zal moeten.
Refrein: (2 keer)
2e keer laatste regel (2 keer)