Diest

Diest was een graafschap van het Karolingische rijk. De stad dankte haar opkomst aan haar gunstige ligging: Diest lag langs de handelsweg Brugge-Keulen en aan de rivier de Demer.In 1229 kreeg Diest stadsrechten van Hendrik I, hertog van Brabant.In de 14de en 15de eeuw leefden de inwoners in grote welstand door een drukbezochte landbouwmarkt, graan- en veemarkten, maar vooral door de lakennijverheid en -handel. Het Diestse laken was op bijna alle grote West-Europese markten te koop.

In 1499 kwam Diest door ruil in het bezit van Engelbrecht II van Nassau, graaf van Nassau. Een van zijn opvolgers, René van Chalon, voerde ook de titel Prins van Oranje. Zo bleef Diest eigendom van het huis Oranje-Nassau tot 1795, toen de Zuidelijke Nederlanden bij Frankrijk werden aangehecht. De oudste zoon van Willem van Oranje, Philips Willem, ligt er begraven in de Sint-Sulpitiuskerk. Heden ten dage voert koningin Beatrix der Nederlanden nog steeds de adellijke titel Barones van Diest.

Door haar ligging bij de Demer, op de grens van het hertogdom Brabant en het prinsbisdom Luik en de connecties met Oranje-Nassau werd de stad vaak belegerd, geplunderd en verwoest. In 1572 werd Diest door Willem van Oranje veroverd tijdens zijn tweede invasie, maar hetzelfde jaar heroverd door Don Frederik. In 1635 veroverden de Republiek der Verenigde Nederlanden en Frankrijk de stad, met de bedoeling de Zuidelijke Nederlanden onderling te verdelen, maar dit mislukte. Tussen 1701 en 1705 kreeg ze te maken met Franse, Hollandse en Spaanse bezetting.

In de deelgemeenten rond Diest bevonden zich één of meerdere schansen:

Deurne

Molenstede

Schaffen

Webbekom